10 februari 1915. ‘Nee! De Belgen waren niet te gauw gevlucht!’, antwoordde ik onlangs aan iemand die deze veronderstelling uitte. Zeker, er was een ogenblik van paniek geweest en velen door schrik bevangen – hoe kon het ook anders na al die verhalen van Leuven, Dendermonde en andere plaatsen – spoedden zich over de grenzen. Maar duizenden keerden na enkele dagen terug.
Bovendien wilden velen geen geloften van trouw aan het Duits gouvernement afleggen en weigerden ze hun naam te zetten onder het verbod om nog tegen de Duitsers te strijden en bleven ze daarom weg, al dreigde er in hun woonplaats geen onmiddellijk gevaar. Maar op het front zelf, zoals tussen Roeselare en Ieper, woonden nog burgers, mannen en vrouwen, jongelingen en meisjes, kinderen.
Dorpen, onmiddellijk achter het Ieperse front, die weldra in de vechtlinie konden gesleurd worden, zoals Dadizele, Ledegem, Gullegem, Wevelgem, Izegem, Hooglede, e.a. waren bijna normaal bevolkt. En geloof, dat het me daar een leven was! Rond Geluveld, Beselare, Zonnebeke, Passendale, plaatsen die voortdurend genoemd waren in communiqué’s, dorpen die feitelijk alleen nog bij naam bestonden, woonden nog boeren op wiens hofsteden dodenvelden lagen. Telkens ze door de kleine ramen van hun hoeve staarden, zagen ze een toneel, waaraan ze trouwens al gewoon aan geworden waren; een veldprediker en een overste rechts van een gapende kuil, tegenover hen helpers van het Rode Kruis.
En in het grote graf lagen jonge mannen, gevallen in de hevige strijd die hier al vier maanden woedde. De geestelijke bad een moment en dan werd het graf haastig gevuld. Zo was de weg van Dadizele naar Geluwe één kerkhof. ‘Van veraf gezien’, vertelde een boer, ‘zou je denken aan een akker, waar het wintergraan door de mulle grond weer rap opgeschoten was. Want al die graven waren getooid met groene dennentakken en bladeren. Het was vanop afstand bekeken een grote groene plek’. Het deed denken aan Gezelle’s vers over de gevallen bladeren.
En ’t leken tranen, ’t leken tranen
Die, men gevallen zou,
Uit wenende ogen wanen,
Een kerkhof is ’t.
Maar niet altijd kon men rustig de doden begraven. Zo was men eens het graf aan het vullen en een soldaat was in een den geklommen om takken af te kappen om de rustplaats van de kameraden te tooien. Maar daar verscheen een vliegtuig en allen renden weg. Want ook uit de lucht dreigde de dood. Voor vliegtuigen hadden ze een vreselijke schrik.
Dadizele was nog bijna helemaal bevolkt. Maar welke tonelen hadden de inwoners daar al moeten aanschouwen. De kerk van het dorp, een ruim, sierlijk gebouw, waar in september duizenden Vlamingen en honderden Fransen op bedevaart kwamen, had lang als verpleegpost gediend. De kussens en banken, de vloer, zelfs de pilaren vertoonden nog vergeelde bloedplekken. De post was nu twee kilometer achteruit gebracht op wijk de Kleppe. Hier werden de gewonden verzorgd door een twintigtal dokters en daarna voerde men de ongelukkigen naar Roeselare, Izegem, Kortrijk. De kerk van Dadizele was nu een militair depot.
Allerlei stukken van militaire uitrusting die haastig opgeraapt waren aan het front, werden er naartoe gebracht; geweren, met bloed bevlekte bajonetten, ransels, jassen, schoenen waarin soms nog de voet en een stuk van het been stak …, o gruwelijk waren vaak die herinneringen aan hen welke gewond opgenomen of voor altijd te rusten werden gelegd. Ook in de kerk van Ledegem lagen zwaargewonden te kermen.
En al bijna vier maanden duurde dat voort, al vier maanden leefden de dorpelingen bij dat strijdgewoel, in dit oord van vernieling en dood. Het kanongebulder? Och, dat hoorden ze bijna niet meer! En hoe vaak, als ze ’s avonds op de hoeve bij elkaar zaten, konden de leden van het gezin elkaar niet verstaan vanwege van het hevig mitrailleurgeblaf en het geweergeknal, daar niet ver van hen.
An example of the most common PDE5 inhibitor pills is discount here viagra tadalafil. This will then cause an viagra store in canada http://djpaulkom.tv/author/dove/ illusion of bigger penis size. Acai berry makes your heart almost invulnerable to diseases using its nutritious contents by sildenafil india online bringing down cholesterol level in your blood. Anti-impotency pills in particular have been a rage as soon as they were introduce on these websites. browse around description viagra online overnight
Want als het donker werd, rukten de troepen gewoonlijk uit en deden ze wanhopige aanvallen om een loopgraaf te winnen en door de linie te breken. Maar ze deden het nu zonder energie, overtuigd dat het hen niet zou lukken. En veel soldaten vroegen aan de boeren welke sterke forten daar toch bij Ieper lagen. Het voor de Duitsers vermeende fort was het Polygoonveld ten zuidoosten van Ieper. Tussen dennenbossen op het golvende land lag daar het oefenterrein voor de leger-ruiterijschool van de stad. En ja! De Britten hadden die voordelige stelling nu in een fort veranderd, sterker dan de moderne koepelvestingen waarop men zo vertrouwde.
Achter boomstammen en stalen platen, in onderaardse gangen zaten ze in een oninneembare plaats. En menig Duits soldaat die weer eens kameraden had zien vallen en gewonden wegdragen en aan zijn ouders, vrouw of kinderen dacht, zegde toen hij afgemat en beslijkt de loopgraven verliet tot de Vlaamse boer ‘Belgien wird uns Grab’. Een kerkhof was het. En ook een van puinhopen, ruïnes. Tussen Roeselare en Ieper stond maar één molen meer recht: de Arkemolen. Hij droeg echter ook al meer dan één wonde en mocht niet meer draaien. Want, de mulder moest eens met de wieken seinen geven aan de vijand. Puinhopen, ten zuiden van Ieper was dat schering en inslag maar aan deze zijde was de toestand al even erg.
Beselare lag plat, plat was Geluveld, plat waren Zonnebeke, Zandvoorde, Passendale. Moorslede had zijn kerk verloren en de helft van zijn huizen. Twee kloosternonnen en een zieke grijsaard die smeekten om er te mogen blijven, waren er nog. Langs de weg van Roeselare naar het Peerdeken bij Dadizele waren zowat alle hoeven uitgebrand. Rumbeke had vijftig huizen verloren, Roeselare tweehonderdvijftig. Ledegem was vreselijk geteisterd, Staden eveneens. En zo ging het voort. Men moest die welvarende, vrolijke dorpen gekend hebben in dat zonnig hart van West-Vlaanderen. Men zou schreien als men het hoorde. Wat was daar nu al geleden!
Een boer zat met zijn vrouw en vier kinderen op de hoeve. Allen werden gedood, behalve een vierjarig kind, dat toch door vier kogels getroffen werd en nog in het oudemannenhuis van Geluwe lag. Het arm wezeke! Dat gezin en zoveel andere burgers, ze waren gevallen omdat ze in de strijdlijn waren. Maar hoevelen werden moedwillig vermoord? O, die eenvoudige Vlaamse dorpjes, ze zouden getuigen tegen Duitslands militarisme!
Een man uit de buurt van Dadizele zat in zijn kelder. Hij was hardhorig. Duitsers vroegen of zegden iets en hij verstond hen niet, gehoorzaamde dus niet onmiddellijk en werd neergeschoten. Te Ledegem verloren veel burgers het leven, gefusilleerd om ‘geschossen’ te hebben, wat volstrekt onwaar was. Maar die dag waren de Duitsers woedend om een tegenslag. Veel meer feiten zouden ooit eens getuigen hoe ook het volk van West-Vlaanderen geleden had. Ik dacht aan een boer van Dadizele, gedood op zijn hof. De hoeve werd in brand gestoken. De knechten aanschouwden dit alles, gebonden aan een boom…. Die dode boer, die jongens aan de boom vastgesnoerd, het waren Vlamingen.
Vijfentwintig jongelingen uit de omgeving van het Ieperse front, werden zo in hun werkkleren en op hun klompen weggeleid door soldaten met de bajonet op het geweer. Te Dadizele stak men ze op de tram die hen naar Kortrijk vervoerde. Die jongens zaten nu in Duitsland gevangen, beschuldigd van spionnage. Maar waarom bleven ze daar dan wonen? Omdat hun huis er stond, omdat ze nog wilden houden waarvoor ze heel hun leven voor gewerkt en gespaard hadden. Omdat ze op den vreemde niet wilden ronddolen en dan maar liever het gevaar trotseerden. En hoe lang zou het nog allemaal duren? Van Parijs spraken de Duitsers al lang niet meer.
Hun geestdrift was weg. In al die doodse stadjes en dorpen van Vlaanderen waar de militairen gingen en terugkeerden en de konvooien met gewonden hun weg zochten, heerste de hoop. Men had er het gevoel dat een verandering nabij was. Eerst nog een geweldige worsteling. Maar men was overtuigd dat de Duitsers niet zouden doorbreken. Dat was de indruk van de bewoners, gebaseerd op de verandering in de houding van de soldaten, het uitdoven van hun geestdrift, het verzwakken van hun energie. Maar hoe dan ook waren de wijzigingen in de gevechtslinies gering. Het Duits geschut was wat achteruit gesteld en de verpleegposten dichter bij Roeselare verhuisd.
Maar aan het vooruitstekende punt in het front bezetten de Duitsers Geluwe, Dadizele, Ledegem, Roeselare, Hooglede, Staden en waren de geallieerden meester te Langemark, Passendale, Zonnebeke, terwijl Moorslede door beide partijen betwist werd. En o wee, drie maanden geleden was die toestand krak gelijk.
–
Uit ‘De Grote Kroniek van Ieper’ – werk in opbouw –


