banner
mrt 18, 2015
1869 Views

Wuk een katijvige lucht toch!

Written by

KATIJVIG (wvl. KATIVEG), adj. Ellendig, armzalig, slecht, (fr. chétif). Het wordt gezeid van menschen die veel armoede lijden, die krank en ziekelijk zijn, of die sukkelen van ouderdom. ‘Een arm ende cativich leven’
· Het wordt ook gezeid van gewassen die mager zijn zonder groei noch jeugd. Die tarwe staat katijvig.
· IJsterachtig, huiverig, die teer is van de koude, (fr. früeux). Hij is zoo katijvig. Kind, ge meugt zoo niet altijd bij ’t vuur zitten, ge zult katijvig worden.
· Ook van het weder, van de lucht die zuur en koud is. Het weder is katijvig. Eene katijvige lucht.
· Slecht, boos, wulpsch, zedeloos, ontuchtig.

banner

KATIJF (wvl. KATIIF), o., met de stemrust op tijf. Een krank mager wijf.

KATIJVIG (wvl. KATIVEG), adj. Ellendig, armzalig, slecht, (fr. chétif). Het wordt gezeid van menschen die veel armoede lijden, die krank en ziekelijk zijn, of die sukkelen van ouderdom. ‘Een arm ende cativich leven’
· Het wordt ook gezeid van gewassen die mager zijn zonder groei noch jeugd. Die tarwe staat katijvig.
· IJsterachtig, huiverig, die teer is van de koude, (fr. früeux). Hij is zoo katijvig. Kind, ge meugt zoo niet altijd bij ’t vuur zitten, ge zult katijvig worden.
· Ook van het weder, van de lucht die zuur en koud is. Het weder is katijvig. Eene katijvige lucht.
· Slecht, boos, wulpsch, zedeloos, ontuchtig.

Een katijvige kerel, (fr. un mauvais garnement, un débauché.) Een katijvig leven.

KATIJVIGHEID, v. De staat van katijvig te zijn. ‘Voor de armen ende allendighen, die bijkans tot der uyterste catijvigheyt ghekomen zijn’ (P. Canisius.)

KATJEKOORN, O. Zie WULLEKAF.

KATJEPORRE, v. Riemzweep om te geeselen, (fr. martinet, chat à neuf queues.) De knoet in Rusland is eene soort van katjeporre.

KATRIJNEWIEL, o. Eene velziekte die in ’t fr. herpes circiné of tonsurant heet, en voor de welke men de H. Catharina gaat dienen.

KATROL (klemt, op trol. Vgl. Mierol), m. Kater, fr. matou, chat mâle.
· Katrolle knippelen. Een spel. Een kater zit in een aarden pot met eene hulle gedekt; hij die, van op zekeren afstand, met een kluppel werpende, den pot breekt en den kater verlost, wint den prijs.
· KATROLLEFEESTE, v. Het krollen en ketsen van de katten.
· KATROLLEMAAND, v. De maand dat de katten krollen, maart.

KATROL, o. Schijf, schijfblok, fr. poulie.

KATTEBEET, KATTEBETE, v. De kleene uitsprong van eene vinkmuit, die met ijzerdraad omvlochten is en het drinkglas bevat om de vink te laven.
· Klokhuis van eenen appel of peer, ook Kantebeet genaamd.
En als Jan sijn appel eet, Pieter crijght de catte-beet.

KATTEBOLLEN, kattebolde, heb gekattebold, o. w. Onpasselijk zijn, onwellig zijn, niet ter dege zijn, krukken, sukkelen, fr. être malingre. Het wordt meest gezeid van iemand die zich ongemakkelijk gevoelt eenige dagen voor eene groote ziekte, of die, na de ziekte, traagzaam en moeilijk zich herstelt en maar half geneest. Hij heeft den typhus, en ’t verwondert mij niet, want sedert eenige dagen kattebolde hij. Sedert zijne ziekte blijft hij kattebollen. Die mensch kattebolt al geheel het jaar.

Uit het Westvlaamsch Idioticon van 1873

Article Tags:
· · · ·
Article Categories:
naar de bronnen van onze taal
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *