De slag van Cassel, waarbij honderden jonge en gezonde Ieperlingen het leven hebben gelaten, en de verbanning van de 814 wevers en volders zorgen voor een zware aderlating voor de Ieperse lakenindustrie.
De zware storm van 24 november 1334
De slag van Cassel, waarbij honderden jonge en gezonde Ieperlingen het leven hebben gelaten, en de verbanning van de 814 wevers en volders zorgen voor een zware aderlating voor de Ieperse lakenindustrie. Ze zijn weggestuurd voor een periode van drie jaar. Maar op 5 oktober 1329 geeft de Franse koning alsnog toestemming dat 253 Ieperse wevers naar hun thuisstad mogen terugkeren om er hun ambacht weer te gaan uitoefenen. De situatie in Ieper is na 1330 verre van rooskleurig. De goede lieden zijn teruggekeerd. De grootgrondbezitters van de Westhoek hebben grote schade geleden nadat ze van hun heerlijkheden werden verjaagd. Nu nemen ze de tijd om wraak te nemen op de Ieperlingen.
Visverbod op de rivier te Bikschote en Langemark. Allemaal op plekken waar die van Ieper gewoon waren om over visrechten te beschikken. Op de Steenstraete te Bikschote, schaft de heer van Coucy trouwens ook al een tolboom af, waarvan de Ieperlingen de tol deelden met de graaf. In 1332 breekt er over heel Vlaanderen een landbouwcrisis uit, met grote voedseltekorten als gevolg. De zware storm die woedt in de nacht van 24 november 1334 zorgt voor heel wat overstromingen en sleurt vee en mensen mee in de dood. In Vlaanderen, Zeeland, Holland en Friesland worden de dijken doorbroken en worden de kustgebieden overspoeld. Op 1 oktober 1335 breekt een epidemie los in de Kasselrij van Ieper. Ieper bemoeit zich in die zware periode trouwens nog steeds met de landelijke lakennijverheid in zijn hinterland. De aanvoer van de Engelse wol stokt helemaal door de vijandschap tussen Frankrijk en Engeland. Het wolembargo maakt de crisis in Vlaanderen nu compleet.
Artevelde zorgt voor wol
In 1337 komt Jacob van Artevelde aan de macht in Gent en wat later ook psychologisch over heel Vlaanderen. De steden Gent, Brugge en Ieper erkennen Jacob als hun leider. Dank zij zijn politiek, komt Vlaanderen in een onafhankelijke positie te staan en worden de wolleveringen hervat. De graaf verliest zijn toonaangevende positie en moet lijdzaam toezien hoe Vlaanderen in 1340 een alliantie aangaat met zijn aartsvijand Engeland. In het najaar van 1340 wordt er gevochten aan het Zwin, in St.-Omer en te Doornik. Het komt tot een bestand tussen Frankrijk en Engeland. Een broos evenwicht dat enkele jaren zal aanhouden.
Artevelde zorgt voor wol en vriendschap met Engeland. Hij krijgt er een graanembargo vanuit het verbolgen Frankrijk bovenop. Het voedseltekort en het gemor van de Vlamingen escaleert. Onrust in Vlaanderen. Radicalisering in Gent leidt er tot een bloedig conflict tussen de lokale volders en wevers en leidt uiteindelijk tot de moord op hoofdman Artevelde en de intrede van de zestienjarige zoon van de ondertussen overleden Lodewijk van Nevers. Op 7 november 1346 wordt Lodewijk van Male de nieuwe graaf. De machtsstrijd tussen de steden en de graaf houdt nog even aan. Maar zover zijn we nog lang niet.
We begeven ons eerst nog eens naar het jaar 1338. De beginperiode van Jacob van Artevelde. Hij regeert over Vlaanderen op een manier die het land nooit gekend heeft. Geen enkele prins, hertog, koning of graaf heeft ooit diezelfde onbegrensde en spontane macht gehad. De graaf heeft niets meer te zeggen. De ambachtslieden hebben weer wol en werk. Het regime van de drie grote steden onder de leiding van Artevelde legt de wetten op. De Westhoek heeft het niet zo begrepen op die onbegrensde macht. De feodale Fransgezinde heren in westelijk Vlaanderen zijn niet zo geneigd om te buigen voor het stedelijke en Engelsgezinde regime. Het hele najaar door is het onrustig en broeierig in het scheidingsgebied tussen Frankrijk en de republiek Vlaanderen.
Die van Poperinge hebben meegezeuld met de graaf
Begin oktober komt Jacob van Artevelde naar westelijk Vlaanderen ‘om het land te zetten in rust en vrede, de misdadigen te straffen, alles in de eere van Graaf en Land’. In de week van 1 november 1338 komt de hoofdman met een militair gevolg van enkele honderden sergeanten, boogschutters en schilddragers naar Poperinge. De Ieperlingen hebben die van Poperinge beschuldigd om mee te heulen met de graaf en zijn aanhangers.
De druk op Poperinge is zo groot dat ze genoodzaakt worden om in te gaan op de eisen van Artevelde. Vijf Poperingenaars worden als gijzelaar meegestuurd. Alles wat graafsgezind is in Vlaanderen heeft zich teruggeplooid in de Westhoek. Vooral rond de streek van St.-Omer. Aangepord door de Franse koning en door Lodewijk van Nevers, heroveren ze Sint-Winoksbergen, Veurne en Diksmuide. Maar het Gentse leger en de Ieperlingen maken korte metten met de graafsgezinden en heroveren binnen de kortste tijd de verloren steden. Artevelde kan nu ook zijn onbetwist gezag laten gelden over de landelijke Westhoek.
Na de militaire interventie in Doornik van einde 1340, valt het oorlogsvoeren stil in Vlaanderen. De dominantie van de steden, het gebrek aan voedsel en de opvallende afwezigheid van enig grafelijk gezag zorgen al gauw voor een toenemende instabiliteit in het land. Waar er troebelen uitbreken, wordt er ingegrepen door de Gentse troepen. Ook in het stedelijk landschap van de onderlinge gilden is het zelden kalm.
Een nieuwe herevaart tegen Langemark
De Engelsen hebben Vlaanderen aan zichzelf overgelaten. De legitimiteit van het regime van Jacob van Artevelde wordt op de proef gesteld. En ondertussen proberen de drie grote Vlaamse steden in nauwe samenwerking met elkaar de lakens uit te delen over hun respectieve buitengebieden die op hun beurt beginnen te smeken om de terugkeer van de graaf die op zijn minst oor heeft voor hun verzuchtingen. Het eerste waar de steden natuurlijk van profiteren, is om hun macht over de lakennijverheid te herstellen en iedereen te beteugelen die op eender welke manier tegen hun privileges wil ingaan. De graaf ligt aan de ketting en doet uiteraard wat de steden dicteren. Zo lijkt het toch.
Na een inspectie de dag voordien, vaardigt Lodewijk van Nevers op 3 oktober een bevel uit aan Roier des Preis, de baljuw van Ieper, om alle illegale weefactiviteiten te Langemark en op andere plekken binnen de beschermde zone van Ieper te laten stopzetten. Nevers is blijkbaar al vergeten hoe hij Langemark op 8 juni 1327 als vrije lakenstad bevestigd had. Nog voor het einde van die oktobermaand wordt er al een herevaart tegen Langemark georganiseerd. Als Paeskin Minnard de klokken laat weerklinken, verzamelen de Ieperse ambachtslieden zich samen in één lokale legermacht. Het leger oogt indrukwekkend. Enkele Ieperse schepenen, negen hoofdmannen van het weefambacht en evenveel van de andere gilden zijn van de partij. De militie bestaat uit 148 dragers van standaarden en schilden. 10 pelotons met in totaal 79 boogschutters. Zeker 100 knechten, twee trompetters, een hoornblazer, en nog veel anderen.
De Rode Kaproenen van Willem de Vos
De inwoners van Langemark bieden het nodige verzet tegen de aanval van de Ieperlingen. Er is sprake van een zekere Hannin Sanson die gewond geraakt en er achteraf door de stadskas vergoed voor wordt. De Ieperlingen krijgen trouwens ook de steun van Gentse milities die de Kasselrijen van Ieper en Brugge binnentrekken om er in alle dorpen en smalle steden ‘alle manieren van wullewerke ende verbodent voert an te doene, up den brant’.
De winter van 1342-1343 wordt gekenmerkt door een toenemende onrust tussen de neringen onderling en die van de buitengebieden. De graaf ligt in zijn mand en de steden zijn door hun autoritair optreden tegen de wevers van de buitengebieden een flink stuk van hun geloofwaardigheid kwijt. Nu en dan moeten Gentse schepenen ter plekke komen om de Ieperse schepenen bij te staan om lokale incidenten in de kiem te smoren. Altijd weer gaat het hem om ’tgescil van der draperien ende neringhen’. Is dit een burgeroorlog om het laken? Artevelde doet er alles aan ‘omme de bederve van dien van Ypre ende van Brugghe, ende den ghemenen lande’ tegen te gaan. Tussen die van Poperinge en Ieper botert het natuurlijk nog altijd niet. De Ieperlingen willen kost wat kost de lakennijverheid van hun meest geduchte concurrent fnuiken.
Ze houden er gewoonweg geen rekening mee dat de abdijstad zich buiten de kasselrij van Ieper bevindt en dat ze daar in principe niets te zoeken hebben. De schepenbezoeken en de controles volgen elkaar in steeds sneller tempo op. Vooral de types lakens die de Poperingenaars produceren, liggen zwaar op de Ieperse magen. Ook hier zien we de tussenkomst van de Gentse schepenen die ter plekke komen ‘omme twullewerc van Poperinghe’. De druk op Poperinge wordt pas groot in april 1343. Twee Ieperse meesters reppen zich met 34 ambachtslieden en in gezelschap van een delegatie uit Brugge en Gent om het conflict met Poperinge te bespreken. In de onmiddellijke omgeving rond Poperinge zet een Ieperse militie van Rode Kaproenen onder leiding van hoofdman Willem de Vos de zaken op scherp.
De term ‘Keikoppen’ slaat terecht op de Poperingenaars
De Poperingenaars zullen en moeten het vonnis van de drie grote steden aanhoren en respecteren. Het scheidsrechterlijk vonnis wordt geveld op 29 april 1343. Vanaf Sinksen 1343 mag Poperinge geen gestreepte en geen gesmoute lakens meer produceren. Tenzij het stukken zijn ‘kleiner van twaalf el, zonder zomen en negen vierendeelen breed’, en dan nog enkel voor eigen gebruik. De buurstad van Ieper wordt werkelijk drooggelegd. Poperinge mag geen lakens meer verkopen. Alles voor eigen gebruik dient ingezameld te worden in het scheerdershuis. Enkel de kleinere stukken laken mogen uit de hand verkocht worden in eigen regio.
Poperinge kan niet anders dan plooien voor de uitspraak van de drie grote steden. Er dreigt een boete van 100 Doornikse ponden. Daarenboven moeten ze er zelf voor zorgen om de uitspraak binnen de 14 dagen te laten legitimeren bij de graaf. Een erg vreemde logica. Zullen de modale Poperingenaars dit werkelijk aanvaarden? Poperinge is een typisch voorbeeld voor Vlaanderen. De steden grijpen nu overal te lande de absolute macht. Op 21 juni 1343 wordt een einde gemaakt aan de anarchie die heerst over Vlaanderen. De drie grote steden verdelen Vlaanderen in drie grote invloedssferen die elk hun eigen hoofdman toegewezen krijgen.
Voogd Van Coudebrouc voor Brugge, de eerzuchtige voogd Jan van Houtkerke voor Ieper en Jacob van Artevelde zelf voor Gent. Jacob komt op 12 juli 1343 in eigen persoon naar Ieper om er Jan van Houtkerke te installeren. De steden hebben de touwtjes stevig in handen genomen in het graafschap Vlaanderen! De term ‘keikoppen’ slaat niet voor niks op de Poperingenaren. Een aantal onder hen stoort zich niet aan het vonnis van 29 april 1343. Voor hen telt alleen de grafelijke verordening van 1330-1331. Ze gaan gewoon verder met het produceren van de ‘strijpte halflakene’. Het duurt even, maar begin 1344 komt dat ter ore van de Ieperlingen.
De Engelse baron van Stafford wordt ingeschakeld
Om ergere problemen te voorkomen, wordt de Engelse baron Raoul van Stafford ingeschakeld om de Poperingenaars alsnog te overreden zich in regel te stellen. De onderhandelingen spelen zich af in april 1344. Stafford, de Gentenaars en de Bruggelingen moeten het onderste uit de kan halen om ondertussen de vrede tussen de kemphanen te doen bewaren. Maar het geduld van de Ieperlingen is op. ‘Zo quam de baroen van Stantfort, ende makende eene veerde tusschen dien van Ypre ende die van Poperinghe, bin welker verde die van Ypre zendden Willem den Vos metten Roden Chaperoenen van Ypre bin der Keure van Poperinghe, daer hi brand stoorde ende verslouch goede lieden ende vinc eneghe up haer bedde ligghende; ende sanderdaechs daernaer, zo leiden zij serjanten int casteel te Reninghelst, ende daden hem weren de sustenanche, die te Poperinghe zoude hebben ghecommen, ende al bin der verde voren ghemaect’.
Op 13 mei 1344 barst de bom
Poperinge plooit niet. En dat heeft zo zijn redenen! Redenen die feitelijk niets te maken hebben met de ‘weverie’. De heer van Poperinge is abt Dom Alleaume Boistel. De man van St.-Omer is een vertrouwenspersoon van de koning van Frankrijk en fungeert als zijn raadsheer. Op en top graafsgezind dus. De hand van de graaf is niet ver te zoeken bij het verzet van Poperinge. De abt stimuleert die van Poperinge om zich te verzetten tegen het regime van de drie grote steden en tegen hun privileges die ze aan heel het Vlaamse land willen opleggen. Het is dus de graaf in eigen persoon die de kleine steden en de landelijke gebieden van de Westhoek opzet tegen het bestuur van zijn aartsvijand Jacob van Artevelde.
Tussen 30 april en 9 mei 1344 sturen de Gentenaars nog verscheidene delegaties naar de streek ‘omme te sprekene van payse ende acorde’. Niets helpt. Op 13 mei barst de bom. De drie steden organiseren een herevaart om het hardleerse Poperinge aan hun wil te onderwerpen. Gent en Brugge sturen elk 150 sergeanten. Het Ieperse leger bestaat uit 500 sergeanten die allemaal gekozen werden uit de ambachten. Het gemeenteleger bestaat uit de Ieperse voogd Jan van Houtkerke en is vergezeld van 60 ruiters, 46 mannen voetvolk. De Ieperse hoofdmannen en een aantal schepenen volgen met hun knapen en klerken.
Een deel van het gezelschap draagt rode kaproenen. Tijdens de gevechten sneuvelen een honderdtal Poperingenaars. Onder hen de Poperingse hoofdman Jacob Bets. De Ieperlingen nemen 12 Poperingse mannen gevangen en sturen de gijzelaars twee aan twee terug naar Ieper. Net schapen. Ze zullen 18 weken gevangen gezet en onder strenge bewaking geplaatst staan. Die van Poperinge laten zich niet kennen en trekken naar het kasteel van Reningelst waar Willem de Vos en zijn rode kaproenen proberen om de bevoorrading van Poperinge af te snijden.
De aanval op het kasteel van Reningelst
De aanval op het kasteel duurt een kleine week. Heel wat Ieperlingen sneuvelen bij het beleg. Zo ook de hoofdman Jan de Rode. Uiteindelijk slaagt het Poperingse leger in zijn opzet te Reningelst. Maar het is een pyrrusoverwinning. De relatief kleine stad Poperinge kan natuurlijk niet op tegen het geweld van het trio ‘goede steden van Vlaanderen’. De voornaamste burgers worden gevangen genomen. De brutale raid van de Ieperlingen raast verder door de dorpjes Oostvleteren, Westvleteren, Krombeke, Proven, Loker en de andere parochies van het Poperingse. Ook in Langemark wordt er weer ferm huis gehouden.
Alle wevers en drapiers worden verjaagd. De inwoners van Reningelst wagen het om de wapens op te nemen tegen de bruutzakken van Ieper. Maar hun verzet breekt hen zuur op. Hun dorp Reningelst wordt gebrandschat. De hele parochie gaat in de vlammen op en heel wat lakenarbeiders worden gedood. Ook het kasteel van Reninge wordt tot aan de grond verbrand en vernield. Nu worden die van Poperinge verwacht in de lakenhalle van Ieper om het vonnis van de Ieperse schepenen te aanhoren. Poperinge stuurt drie van zijn schepenen, negen keurheren en vijf raadsheren naar Ieper om het verdict van de lokale magistraat te aanhoren. Op 21 mei 1344 verklaren de Poperingse vertegenwoordigers dat ze, misleid door kwade raad (die van hun abt?), inderdaad de bepalingen van het vonnis van 29 april 1343 hebben overtreden. Ze beloven plechtig zich opnieuw te onderwerpen en in geen geval nog verboden lakens te zullen verkopen. Een week later bieden 18 poorters van Poperinge zich aan in Ieper als borg voor het nakomen van de beloftes van hun autoriteiten.
De straffen voor de Poperingenaars zijn niet min
De Franse koning laat weten dat de Vlaamse steden geen rechten kunnen laten gelden in een gebied dat onder de jurisdictie valt van de Sint-Bertijnsabdij van St.-Omer. Het is een waarschuwing die bewijst dat de Fransen het conflict tussen Ieper en Poperinge nauwkeurig in de gaten houden. Maar daar stoort de Artevelde-republiek van Vlaanderen zich allerminst aan. Ook de Gentenaars en de Bruggelingen eisen een bestraffing van Poperinge. 20 gijzelaars worden vastgezet in Kortrijk, 10 Poperingse sukkelaars moeten op bedevaart naar Sint-Jacob van Compostella. Er zal een kapel gebouwd worden in Ieper om de Ieperse slachtoffers te eren.
Het definitief vonnis valt uiteindelijk op 7 augustus 1344. Die van Poperinge moeten natuurlijk de boete van 100 pond betalen die al vastgelegd was in het vonnis van 1343. Ze moeten aan Ieper een schadevergoeding betalen voor de dood van militiehoofdman Jan de Rode en enkele van zijn mannen te Reningelst. Ze worden verplicht om jaarlijks 20 pond op te hoesten voor dagelijkse misvieringen in de kerk van Reningelst ter nagedachtenis aan de Ieperse slachtoffers en nog eens 5 pond extra voor hetzelfde in de H. Geestkapel te Ieper. In 1347 zullen de Poperingenaars trouwens het niet onaanzienlijke bedrag van 600 pond neertellen om een eeuwigdurende mis te laten doorgaan voor de zielen van de daar gedode Ieperlingen.
Op de middag van 24 augustus van elk jaar moet een delegatie van Poperingse poorters en schepenen naar Ieper afzakken om er hun aanvaarding van deze beslissing opnieuw te doen bekrachtigen. De Ieperse gezagsdragers kunnen te allen tijde opnieuw gijzelaars opeisen. De schuldige ambachtslieden worden nu opgespoord. Twintig onder hen worden voor 3 jaar naar Engeland verbannen. Daar zullen ze vermoedelijk heel tevreden zijn met die authentieke Vlaamse stielmannen.
De ene inspectie na de andere
Ieper houdt Poperinge in de greep. De ene inspectie na de andere volgt. Zo wordt er op 15 januari 1345 een gerechtelijk onderzoek gevoerd door Bertelmiu van Vleteren, Henri van Dowaai, Jakème le Vilain, Symon van Lo en Jehan Lenvael. Samen met de deken van de volders, de hoofdman van de wevers en enkele andere hoofdmannen voor een kleine week naar Poperinge om er na te gaan of de plaatselijke wevers zich nu wel aan de voorschriften houden. De Ieperse bemoeienissen in Poperinge en in de landelijke lakennijverheid binnen de driemijlszone blijven gehandhaafd. Er worden overtredingen vastgesteld in Belle, Godewaerdsvelde, Waasten en in Komen.
Ook in Diksmuide zijn er problemen. De controles en inbeslagnemingen slepen aan tot 1348. Als het jaar 1348 aanbreekt, is er flink wat veranderd in Vlaanderen. Jacob van Artevelde werd vermoord in 1345. Graaf Lodewijk van Nevers is gesneuveld tijdens een veldslag in 1346. De Vlaamse ruwaard Simon van Halen werd, in opdracht van de goede steden, een kopje kleiner gemaakt. De grote steden zitten op zwart zaad. In Ieper kunnen zelfs de lonen van de stadsmilities niet worden uitbetaald. Graangebrek, excommunicatie door de kerk. Het vet is van de soep. In het najaar van 1346 knopen de drie steden onderhandelingen aan met de enige zoon van de overleden graaf. De 16-jarige Lodewijk van Male wordt in november 1346 vreugdevol verwelkomd in Brugge, Gent en Ieper. Op 3 december 1346 ontvangt de piepjonge graaf de schepenen van Poperinge en bevestigt hij het vonnis van de drie steden over de Poperingse lakennijverheid. Het lijkt er op dat de goede steden hun vroegere machtspositie over Vlaanderen zullen kunnen consolideren. Een doodlopend straatje voor Poperinge? Of zal het spel opnieuw van vooraf aan beginnen?
–
Uit deel 3 van ‘De Kronieken van de Westhoek’