banner
Jun 24, 2025
38 Views
Reacties uitgeschakeld voor Een oorlogszuchtige bisschop

Een oorlogszuchtige bisschop

Written by
banner

Het jaar 1382 loopt op zijn einde. Het slechte weer van het winterseizoen noodzaakt de koning om zijn expeditie in Vlaanderen stop te zetten tot de volgende lente. Karel VI trekt eerst naar Doornik waar hij recupereert van zijn inspanningen. Daarna reist hij door naar Frankrijk. De Fransen laten in zowat alle steden van Vlaanderen een aanzienlijk garnizoen achter. Dat van Ieper staat onder bevel van de heer van Simpy. Lodewijk van Male die het graafschap heeft geërfd van zijn voorouders, staat nu klaar met nieuwe verordeningen. Om te beginnen vernietigt hij alle stedelijke handvesten en privileges.

De schepenen die altijd genoten van hun eigen juridische wetgeving mogen nu met hun gemeentelijke archieven komen opdraven bij de graaf. Terwijl de steden door het stof moeten kruipen en zich noodgedwongen moeten laten vernederen door Lodewijk van Male, blijven de Gentenaars in volle actie. Onder leiding van hun nieuwe ruwaard François Ackerman rukken ze in januari 1383 op naar Aardenburg en verjagen ze het garnizoen van de Bretoenen.

De graaf reageert bijzonder geprikkeld als hij verneemt dat de Gentenaars warempel een nieuwe alliantie zijn aangegaan met Richard, de koning van Engeland. Hij laat onmiddellijk alle Engelse handelaars die in Brugge wonen oppakken en verbannen. Het is een maatregel die dan de Engelsen op hun beurt ergert en inspireert om zich opnieuw volop te mengen in de zaken van Vlaanderen.

De Engelse adel neemt trouwens aanstoot aan de gewelddadige manier waarop het Franse leger de Vlamingen heeft aangepakt op die heuvel in Westrozebeke. Hun dreigende toon is nu opvallend: moest Vlaanderen helemaal in handen vallen van de Franse koning dan zullen zij het heroveren in het voordeel van de koning van Engeland.

Het mag nog eens herhaald worden dat de Engelsen een tijd terug onze Filip van Artevelde aan zijn lot hebben overgelaten. De Engelse koning was toen nog zeker labiel en onzeker over de te volgen politiek bij de sociale onrust in zijn buurlanden. Hij was bevreesd voor de gevolgen ervan voor zijn eigen troon. Maar nu plots die dreigende houding tegen de Fransen en de openlijke steun voor de Vlamingen. Wat is er nu op zo’n korte tijd veranderd in Engeland?

Tijdens de periode 1379-1381 had de Engelse troon af te rekenen met een opstand van de boeren die het vooral gemunt hadden op de adviseurs van koning Richard. Met de dood van hun leider Walter Tyler en het bloedbad op zijn partizanen is de rust nu teruggekeerd in het land. De adviesraad die de jonge Richard aan banden heeft gelegd heeft ingebonden zodat Richard voor de eerste keer de handen vrij heeft om de Gentenaars te steunen in hun Vlaamse zaak.

Die steun aan Gent heeft natuurlijk alles te maken met de evenementen die Europa op zijn grondvesten doen daveren. Het zich mengen in de zaak van de Gentenaars is een ideale manier voor de Engelsen om te interfereren op het Europese vasteland. En dan is er natuurlijk nog die pausenkwestie. Inderdaad: sinds 1379 claimen twee pausen het leiderschap van de christelijke kerk. Urbanus VI in Rome en zijn tegenhanger Clement VII in Avignon.

Frankrijk kiest natuurlijk voor zijn paus Clement VII. Engeland blijft de autoriteit van de paus in Rome erkennen. De mensen in Vlaanderen zijn ook steeds overtuigd geweest dat paus Urbanus hun paus was, maar door de nederlaag in Westrozebeke worden ze plots verplicht om zijn opponent van Avignon te erkennen als hun kerkelijke leider. Tussen de twee pausen is er een opbod aan de gang van hele reeksen banvloeken afgewisseld met oproepen tot nieuwe kruistochten.

Zo publiceert Urbanus VI een bulle (een pauselijke brief) waarbij hij de Engelsen beveelt om de wapens op te nemen en te strijden tegen de Clementijnen, de partizanen van de paus van Avignon. Hij beslist om tienden te heffen op alle kerkelijke eigendommen zodat de nodige middelen kunnen voorzien worden om duizenden vrijwilligers aan te trekken tot een groot Engels leger. Met dezelfde bulle stelt hij Henri Spencer, de vurige en fanatieke bisschop van Norwich, aan als leider van de expeditie.

Koning Richard, deze keer wel met goedkeuring van zijn parlement, belooft een leger ter beschikking te stellen van 2.500 man en evenveel boogschutters om samen met de Gentenaars de Fransen te bekampen. In één adem beslist hij om vijandelijkheden te starten tegen de Fransen en de Engelsen te helpen om Vlaanderen opnieuw te veroveren zodat het land niet langer onder het gezag zal vallen van de Clementisten van de Fransman Karel VI.

Op woensdag 23 april ontschepen de Engelse troepen in Calais. Een hele reeks ridders uit Engeland en uit Gascogne hebben zich gevoegd onder de leiding van Henri Spencer. Het leger beschikt over 1.500 boogschutters en 600 lansiers. De Gentenaars melden zich op hun beurt in Calais. Ze staan onder het bevel van François Ackerman, Raes Van de Voorde en Jacques Schottelaere. Ze worden er met grote vreugde onthaald.

De oorlogszuchtige bisschop bulkt van het zelfvertrouwen en vertrouwt volop op de moed van zijn nieuwe rekruten. In een toespraak tot zijn boogschutters aarzelt hij helemaal niet om te verklaren dat er zich buiten Calais alleen maar vijanden bevinden. De heer van Cavreley, één van de dapperste ridders van het gezelschap, merkt hierbij tevergeefs op dat de Vlamingen al evenzeer Urbanisten zijn als de Engelsen en dat het onvoorzichtig zou zijn om dit volk aan te vallen. “Waar hebben zoveel jaren oorlog en strijd op Vlaamse bodem ons nu eigenlijk naartoe geleid?”. Maar niets kan de vurige kerkleider van zijn overtuiging doen afstappen. De volgende morgen geven de schallende trompetten aan dat het tijd is om naar Grevelingen te trekken.

Wanneer het Engelse leger zich aanbiedt in dat stadje staat de haven zo goed als droog. Het is eb. De eenvoudige palissade, een schutting van in de grond geslagen palen of staken, beschermt Grevelingen. De inwoners, allemaal simpele vissers, zijn het gewoon om te vechten tegen de wind en de getijden, maar helemaal niet om het op te nemen tegen mensen. Ze bieden dan ook amper weerstand. De Engelsen nemen de havenstad in het bezit Het versterkt en omwald klooster waar de burgers hun vrouwen en kinderen in veiligheid hebben gebracht, wordt eveneens veroverd door de Engelsen. Iedereen die het aandurft om weerstand te bieden, wordt afgeslacht. Alles wat aan rijkdom te vinden is in Grevelingen valt in vijandelijke handen.

Lodewijk van Male bevindt zich in Rijsel als hij op de hoogte wordt gebracht van de landing van de Engelsen en van de afslachting van de inwoners van Grevelingen. Hij roept in allerijl zijn adviesraad samen die besluit een missie te ondernemen. Jan Vilain en Jan Van der Meulen krijgen de opdracht om zich naar de bisschop van Norwich te begeven en hem een vrijgeleide aan te bieden om ongestoord terug te keren naar Engeland en zo te weten te komen waarom de Engelse koning er op uit is om het territorium van de graaf van Vlaanderen aan te vallen.

De reactie van de bisschop is natuurlijk voorspelbaar. Hij bevindt zich hier niet op Vlaams grondgebied maar op dat van Yolande, de gravin van Bar, dochter van Robrecht van Kassel. En omdat de gravin de autoriteit van paus Clement erkent, wordt ze als een vijand van de Engelsen beschouwd. Wat betreft zijn opdracht om een boodschap over te maken aan koning Richard, reageert hij door te stellen dat deze oorlog er geen is van Richard tegen de koning van Frankrijk, maar die van zijn paus Urbanus.

Terwijl de twee boodschappers terugkeren naar Rijsel en er verslag uitbrengen, vervolgen de Engelsen hun gewelddadige raid. Bij het naderen van Broekburg onderwerpen de inwoners aldaar zich vrijwillig op voorwaarde dat hun leven en hun eigendommen gespaard zullen blijven. Van Broekburg gaat het naar Duinkerke waar de Engelse soldaten een aanzienlijke buit verzamelen en een groot aantal inwoners gevangen nemen. De mensen worden naar Mardick gebracht dat zonder slag of stoot wordt ingenomen.

De snelle opeenvolging van overwinningen doet heel Vlaanderen opschrikken. Na de voorbije jaren van turbulentie hebben ze weer vrede met de Fransen. En nu begint de hele miserie van vooraf aan. Een deel van de bevolking vlucht voor de wreedheid van de vijand en zoekt bescherming op versterkte plaatsen. De milities van de kasselrijen Ieper, het Vrije en Brugge blazen verzamelen in Sint-Winoksbergen en voegen zich onder de leiding van een zekere de Hase, de bastaardzoon van Lodewijk van Male en gemeenzaam “Haze” genoemd.

De Vlaamse milities krijgen gezelschap van de ridders van Broekburg, Sint-Winoksbergen, Nieuwpoort, Kassel, Poperinge en Veurne. Ze staan onder het bevel van Jean Sporquin, de gouverneur van het gebied van de gravin van Bar. De stad Duinkerke ontvangt het leger met open armen en waant zich meteen veilig tegen de invasie van de Engelsen. Maar het botert niet echt tussen de Vlamingen onderling. De aanwezige ridders vrezen dat ze zullen verraden worden door hun eigen milities en die van hun kant zijn natuurlijk hun vijandige gevoelens tegenover de leliaards niet vergeten. Daarvoor is er de voorbije tijd wel te veel gebeurd.

De Engelsen verlaten Mardick en organiseren de nodige voorbereidingen om de slag aan te gaan met de Vlaamse adel en de volksmilities. Ze stellen zich op in de onmiddellijke omgeving van Duinkerke. Haze en Jan Sporquin tellen ongeveer 12.000 man onder hun banieren. Die machtsontplooiing verbaast de Engelse bisschop Op advies van de heer van Cavelry stuurt hij een heraut naar de vijand met de boodschap dat alle Vlamingen die zichzelf als Urbanist beschouwen welkom zijn bij het Engelse leger.

Maar de Vlaamse milities die staan te popelen om aan het gevecht te beginnen, doden de boodschapper. Het signaal om aan te vallen weerklinkt in de lucht. We zijn donderdag 15 mei van het jaar 1383. De Engelse boogschutters behoren tot de besten van hun tijd en maken het verschil. De moed van enkele priesters die de wapens hebben opgenomen om de expeditie van Spencer te volgen, doet de rest. De Engelsen verjagen hun tegenstanders en achtervolgen ze tot binnen in de stad. Er volgt opnieuw een ongehoorde slachting op duizenden Vlamingen.

De graaf reageert laconiek op de nieuwe nederlaag; “als we deze slag verliezen, zullen we wel een andere winnen”. Maar zijn schoonzoon Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, neemt de Engelse pandoering niet zo luchtig op. Hij ruikt het gevaar en stuurt onmiddellijk zijn ridders en schildknapen op weg met de bedoeling om een garnizoen te vormen aan de grenzen van Vlaanderen. Ondertussen storen de Engelsen zich aan niets of niemand. Ze gaan voort met hun verwoestingen. Ze krijgen de onderwerping aangeboden van Sint-Winoksbergen, nemen Kassel in en rukken nu verder op naar Ariën-aan-de-Leie. Maar die laatste stad, onder leiding van haar burggraaf Robert de Béthune, burggraaf van Menen, is niet van plan om zich over te geven.

De Engelsen laten Ariën links liggen en rukken verder op naar St.-Venant dat verdedigd wordt door Guillaume le Merle. Maar die wordt gevangen genomen na zijn dapper verweer. Belle, Mesen, Veurne en de hele Vlaamse kust tot aan Blankenberge vallen één voor één als dominostenen onder het Engelse geweld. Op 9 juli 1383 komen ze aan in Poperinge waar ze zich te goed doen aan plunderingen. Ze bevinden zich nu op 2 uur van Ieper die voor de Gentenaars blijkbaar een belangrijke prooi is. In Ieper bevinden zich nog partizanen die zich zullen willen aansluiten bij hun legers. Maar vooral de gevoelens van wraak tegenover de Ieperlingen die hen vorig jaar zo snel de rug hebben toegekeerd, zijn hevig. Het besluit is snel genomen. Het beleg van Ieper is op komst.

Dit is een fragment uit Boek 4 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 4
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.