Het jaar 1750. Op 11 maart beukt een ongehoord felle noorderstorm over Oostende. De inwoners zijn er niet gerust in. De zeebaren rijzen tot ongelooflijke hoogtes, de wallen lopen vol waardoor ze hun overtollig water nu lozen in de straten, gevolgd door de kelders en de woningen. De gevreesde doorbraak van de dijken komt er gelukkig niet en dat kunnen de Oostendenaars best wijten aan de eerder genomen maatregelen van hun stadsbestuur. Dit jaar breken ze de stenen schans of de redoute af aan de zeedijk, nog een vehikel uit de Spaanse tijden.
Gedurende ditzelfde jaar 1750 sterft de 98-jarige poorter N. Prosser die tot op het einde van zijn leven gezond van lichaam en verstand is gebleven. Er valt ook goed nieuws te rapen over de lokale economie. Een aantal figuren uit Oostende beslissen om een zaagbedrijf op te richten. Een maatschappij die zaagmolens zal uitbaten bij Slijkens om er allerhande soorten van hout te zagen, best wel een intelligent idee met al die scheepswerven in je achtertuin. Elk aandeel van de nieuwe firma kost 1.000 gulden en van zodra die aan de man gebracht zijn kan begonnen worden aan de bouw van de eerste zaagmolen.
De initiatiefnemers verzoeken op zijn allervriendelijkst of landvoogd Karel hen niet wil komen vereren om de eerste steen van de molen te komen metsen. En tot ieders verwondering stemt hij daarmee in. Hij strijkt hier te Slijkens neer met een treffelijk gevolg, neemt het truweel ter hand en gaat dan vervolgens eens uitgebreid tafelen in het huis van de sasmeester. De heren van de Staten van Vlaanderen hebben niet op een gulden gekeken.
Het stadsbestuur ontbreekt evenmin op het evenement om hun hoge gast te verwelkomen. Later in de namiddag keert Karel terug naar Brugge, hij kan dan nog niet weten dat de nieuwe zaagmaatschappij het niet al te lang zal trekken. Zakelijke tegenslagen of wanbeheer, wie zal het zeggen, duwen de newco recht naar de afgrond. Sommige aandeelhouders verkopen hun duurbetaalde aandelen van 1.000 gulden voor 7 stuivers en zelfs minder om zich volledig van het misbaksel te distantiëren.
Maar ondanks die dreigende faling slagen sommige standvastige deelnemers er in om het zinkend schip te redden. Wat een verandering van de raad van bestuur toch kan opleveren! De firma redt het. In Bowens’ tijd is ‘De compagnie der Zaagmolens’ uitgegroeid tot een bedrijf met zestien molens, zowel grote als kleine, en voorzien van diverse zware schepen om het hout uit het noorden te gaan ophalen. De plek waar de molens staan is dan warempel al uitgegroeid tot een heus ‘Molendorp’ waar nu dagelijks woningen uit de grond schieten. Er is zelfs sprake van een schone kapel met een kapelaan die de goddelijke diensten voor de inwoners van Molendorp regelt. Hoewel de parochie wel degelijk deel uitmaakt van Bredene.
- Op 13 augustus om 3u in de morgen stort een deel van het Sas van Slijkens in. Een gevolg van de inzakking van de saskommuren waardoor de houten heipalen van de funderingen het begeven. De sasdeuren blijven nu natuurlijk water doorlaten zodat het zeewater ongestoord kan verder stromen door de Oostendse vaart naar Brugge. Binnen 11 dagen zal het volle maan zijn waardoor er nu grote vrees bestaat dat de maan het water tot over de dijken zal stuwen en heel wat gebieden onder water kan zetten.
De stadsbesturen van Oostende en Gent halen er een een specialist bij. Pieter Lippens is momenteel met 3.000 delvers aan het werk met het uitgraven van de Gentse vaart en is bereid om zijn mannen en vooral zijn overtollige aarde aan te wenden om de dijken van de Oostendse vaart te verhogen. Een opdracht waar hij na hard werken in slaagt, al moet gezegd worden dat één dijk niet volstond en er nog sprake is van een extra achterliggende dijk. De dreigende overstroming is nu verijdeld maar dat helpt natuurlijk geen sikkepit aan de toestand van het feitelijke Sas van Slijkens. Het wegvallen van de sluis blokkeert de doorgang van de schepen naar Brugge en dat zorgt natuurlijk voor grote schade bij de koophandel.
Het hele jaar 1753 staat dan ook in het teken van een nieuwe sluis. Ervaren ingenieurs in waterwerken, specialisten uit Frankrijk en Holland worden er bijgeroepen om hun mening te geven. Die van Brugge zijn van mening stellen om het Sas van Slijkens te neutraliseren en het zeewater gewoon door te laten stromen tot aan hun eigen Brugse sluis.
Het enige wat dan moet gebeuren is het verder ophogen en versterken van de dijken. Ze proberen hun gelijk te staven met de meest ‘breedlopende’ geschriften die op hun beurt allemaal weerlegd worden door de specialisten wegens onrealistisch en onmogelijk. Na veel palaveren beslissen ze uiteindelijk om het plan van de Duinkerkse ingenieurs Fruytiere & Tacquet uit te voeren. Het duo zal ook instaan voor de uitvoering van de werken. Op 22 maart beginnen de arbeiders met de aanleg van de nodige dammen.
Om de scheepvaart richting Brugge niet te beletten graven ze aan de noordzijde van de vaart een arm met sluis die de verbinding maakt tussen de Noordzee en de Oostendse vaart richting Brugge. Opmerkelijk daarbij is de uitvinding van een zekere Chalon uit Bergen. Een watermolen die met twee pompen dag en nacht water uit de putten trekt en dat water op zijn beurt dan gaan gebruiken om raderen aan het werk te zetten, zonder dat daar nog mensen, paarden of vuur moeten bij nodig zijn. Zijn machine oogst grote bewondering.
Dit is een fragment uit Boek 10 van De Kronieken van de Westhoek