In de courante omgang hadden en hebben mensen, die een zekere etiquette moeten onderhouden, het nog altijd moeilijk om zonder scrupules over een WC of een toilet te spreken.
Vertrek
In de courante omgang hadden en hebben mensen, die een zekere etiquette moeten onderhouden, het nog altijd moeilijk om zonder scrupules over een WC of een toilet te spreken.
Waar is de tijd dat we op school het boek ‘Camera Obscura’ van de Nederlandse schrijver Nicolaas Beets (1814-1903), alias Hildebrand, moesten lezen? In een van de schetsen uit dit boek, nl. ‘De familie Stastok’, een verhaal uit de biedermeiertijd dat stijf staat van preutsheid wordt het WC een ‘zeker ander klein gebouwtje’ genoemd.
Er zijn waarschijnlijk weinig woorden die in de loop van de geschiedenis op zoveel verschillende wijzen werden benoemd.
In de Middeleeuwen had men het over de ‘stille’, het ‘secreet’ of het ‘privaet’.
De ‘beste kamer’ was de gebruikelijke benaming in Nederland vanaf de 18de eeuw. Dit was uiteraard ironisch bedoeld.
Een eeuw vroeger noemde men het een ‘geriefke’, het ‘salet’ of het ‘kasteel van Poortugaal’. Dit laatste woord zou een woordspeling zijn op ‘poort’ of ‘aars’. In de 16de eeuw werd ‘poortegale’ al courant gebruikt als een synoniem voor ‘achterste’ of ‘aars’.
Bredero (1585-1618), Nederlands dichter en toneelschrijver, noemde het WC het ‘huis van Britten’ en Pieter Langendijk (1683-1756), Nederlands letterkundige, noemde het een ‘brillekiek’. Soms gaf men nog meer verbloemende benamingen voor het privaat (in het middeleeuws Latijn ‘camera privata’ genoemd) zoals Tante Meijer, Tante Betje, Tante Suze.
In het onverbloemde streekdialect had het men een veel kloeker woord, nl. Juul. “k Moen no Zjuul’ of ‘Ik moet naar Juul’, is een lakonieke mededeling, waar de aanwezige huisgenoten geen verdere verklaring bij behoefden. Een veel langere, maar dan ook een veel meer eufemistische omschrijving die zowel in Nederland als in Vlaanderen wordt begrepen, luidt als volgt: “k Moeët’n goan woa dat’n keiz’r (d’n keunynk) te voeëte goat’ of ‘Ik moet gaan waar de keizer ( de koning) te voet gaat’.
Sinds de Engelsen het ‘water closet’ (de letterlijke vertaling van ‘closet’ is een privé kamertje) uitvonden is het letterwoord WC een internationaal begrip geworden, dat we in vele landen op de toiletdeur kunnen lezen. Wie mondeling een weg moet zoeken naar deze plaats kan doorgaans volstaan met een vraag naar de ’toilets’ of ’toilettes’.
Verbazingwekkend is wel als je in de Verenigde Staten met de keurigste mondstand informeert naar ‘The toilets, please?’, de aangesprokene met grote vraagogen naar je kijkt, alsof je je nog maar pas uit de brousse hebt kunnen losrukken. ‘Toilets’ is er een gemeen woord, dat enkel in schunnige en laag bij de grondse gesprekken wordt gebruikt. Na enig verder zoekwerk kom je er al vlug achter dat men er een toilet een ‘restroom’ noemt. Wat een woord? Bij een eerste oogopslag zou je haast vermoeden dat het om een slaapkamer gaat … en toch zit er misschien een steviger logica achter dit woord dan we zomaar op het eerste gezicht vermoeden.
Gebruikt men in bepaalde streken van Vlaanderen immers ook niet het ‘gemak’? Je zit er inderdaad op je gemak (bijv. als je de krant wil lezen). We moeten hier toch enige restrictie (voorbehoud) toepassen, als we met de krant in de hand op het Franse pedalensysteem plaats hebben genomen.
In de V.S. langs Interstates en Highways zie je bij een parking soms de prangende aankondiging ‘No facilities’, wat letterlijk zoveel betekent als ‘Geen gemakken’ of ‘Geen WC’s’.
Het wordt hoog tijd dat we dit kapittel sluiten met de rasechte dialectwoorden uit de Westhoek: ‘kakhuus’, ‘sjytkot’, ‘sjythuus’, ‘buroow’, ‘f’trek’ (‘fotrek’), enz … of ‘kakhuis’, ‘schijthuis’, ‘bureau’, ‘vertrek’, enz …
Zowat in heel Vlaanderen kende men de uitdrukking ‘no d’n koeër goan’ of ‘naar de koer gaan’, precies omdat het WC achter het huis, op de ‘koer’ gelegen was.
In oude cafés kunnen we soms nog een bordje zien hangen, waarop de Franse benaming ‘Cour’, waarmee niet naar het achteruit, maar wel naar het WC wordt verwezen.
“k Moen no bacht’n (nor acht’r) goan’ of ‘Ik moet naar ‘bachten’ (naar achteren) gaan’ is onder de dialectsprekers van de Westhoek een tamelijk beleefde manier om je reisroute naar het WC aan te wijzen. ‘Bachten’ wijst nog op de gewoonte om het WC te bouwen achter het huis.
E ku pap roeër’n ol zit’n up s’n Weesee. Hij kan pap roeren al zittend op zijn W.C. Gezegd van iemand die in een heel klein keukentje woont.
’t Iz e komandeur van ’t sjythuus – Het is een commandeur van ’t schijthuis. Hij wil het altijd overal voor het zeggen hebben, hij wil altijd de baas spelen.
Als iemand zegt dat hij iets niet goed kan zien of lezen, zegt men spottenderwijze: Hoalt ’n bril van ’t f’trek! Haal de bril van het vertrek!
–
Uit ‘Scatologische spreekwoorden en zegswijzen uit de Westhoek’ van Willy Tillie (1993)