banner
okt 30, 2025
43 Views
Reacties uitgeschakeld voor Nog meer onheil voor Poperinge

Nog meer onheil voor Poperinge

Written by
banner

Mededogen met ongelovigen bestaat niet: ‘de afvallige die aan zijn geloof verzaakt en zijn klooster- of priesterlijke beloften met de voeten treedt, moet in de kerker opgesloten worden, opdat hij tot inkeer kan komen totdat hij opnieuw zijn volledige onderdanigheid aan de heilige kerk of aan zijn wettige oversten wil beloven.’ De rechtsgeleerde noemt de ketterij een zwaarder en afschuwelijker misdrijf dan de verzaking omdat ze strijdt tegen de godheid en de almacht van de schepper zelf.’ Hiervoor past maar één mogelijke straf: het vuur.

Het schenden van kerken, kloosters en gewijde plaatsen is majesteitsschennis en levert de doodstraf op en de verbeurdverklaring van de eigendommen. De rechter mag zelf kiezen op welke manier hij de schuldige ter dood mag brengen. ‘Ten viere, ten zweerde of ter galge, of hij mag hen laten als prooi voor wilde dieren.’ Diefstal van gewijde zaken buiten kerkgebouwen wordt wat milder gestraft: de vuist wordt afgehakt en de bestrafte mag voor eeuwig ophoepelen. De diefstal van ongewijde voorwerpen op een gewijde plaats staat garant voor de galg of het zwaard. En als iemand me hier nu in de 21ste eeuw eens kan vertellen welk verschil er nu eigenlijk is tussen regulier en gewijd water, dan zou ik het onderscheid dat er tussen deze straffen bestaat misschien kunnen begrijpen.

En eigenlijk toont de rechtbank zich vaak mild, vertelt Juliaan. Van zodra er leedwezen en schuldgevoel te zien is bij de betichten kan er sprake zijn van schuldverlichting. Mensen die ooit sermoenen hebben bijgewoond er zich daar achteraf schuldig om voelen, kunnen er vanaf komen met een ereboete, een verbanning en de verbeurdverklaring van alle eigendommen. Ik laat enkele voorbeelden van dergelijk pardon links liggen. Vermoedelijk moet die verbanning nogal wat problemen opleveren in het West-Europa van de 16de eeuw waar de ketterij zich bijna overal als een kanker genesteld heeft. In 1570 laat paus Pius V afkondigen dat verbannen inwoners mogen terugkeren. Zolang het maar geen geestelijken, beeldenstormers of kerkbrekers zijn.

De opvolger van Alva zal vanaf 1573 definitief de weg van de strafverzachting inslaan. De Raad van Beroerte zal afgeschaft worden. Op die manier zal de rust in het land hopelijk terugkeren. Lodewijk van Requesens leest een jaar later te Brussel tijdens een plechtigheid één van die pardonbrieven voor waarbij koning Filips II volle genade schenkt aan alle staten, steden, dorpen, leenheren en leenmannen die sinds het jaar 1556 door de godsdienstberoerten in opstand zijn getreden. Een kleine driehonderd gestraften zullen niet op gratie moeten rekenen. Onder hen bevinden zich Pieter Dathen, Willem Damman, Antoon de Swarte, Jacob de Buusere en Pieter Haezaert; de protestantse ministers waar we alle kennis mee maakten. Ook de Poperingenaars Dierick Berthin en Jacob Canin die wegens hun geuzenpraktijken werden veroordeeld moeten niet op kwijtschelding van straf rekenen.

Opdedrinck zendt me weer van Pier naar Pol en keert nu plotsklaps terug naar 1568. Ik volg in zijn schoenen. Na de moorden op de Westhoekse priesters stuurt Alva vierhonderd krijgslieden naar onze gewesten om verdere aanslagen te verijdelen. Die komen bij de vijfhonderd soldaten die de West-Vlaamse kasselrijen al hebben voorzien en waarover Valentin de Pardieu het bevel voert. De hertog van Alva smeekt bij Resseghem om de kopstukken van de rebellie op te pakken, ze met koord en strop te bestraffen en hun huizen te vernielen. Deze maatregelen moeten de anderen vrees aanjagen.

De baljuw van Poperinge, Robrecht van Belle, boekt een succesje en kan enkele muiters en beeldenstormers inrekenen. Onder hen bevindt zich een eigen inwoner, Pieter vanden Steene een schoenmaker met een grote baard die deelgenomen heeft aan raids in Ieper. Op 14 februari 1568 krijgen de stedelijke schepencolleges de formele opdracht om al de verwoeste kerken binnen de drie maand te laten herstellen. De inwoners worden opgetrommeld om de stadsbesturen te helpen met geld en leningen. Later zullen de herstelde kerken nog een keer het slachtoffer worden van ontering en plundering.

Stel u eens het leven voor in die periode. Met een bloeddorstige Alva die elke geloofsafwijking afstraft en al die operaties uitvoert; flink tegen de zin van zijn eigen bevolking. De man in de straat leidt honger door de rebellie, de economie is totaal ontwricht en ook nogal wat edelen stellen zich vijandig op ten opzichte van de Spaanse repressie in de Nederlanden. Dat alles heeft zo zijn politieke implicaties die Vlaanderen op hun beurt in de complete anarchie van een burgeroorlog storten.

Gent leidt de dans. In 1577 stichten twee edellieden een nieuwe partij. Jan van Hembryze en François de la Kethulle de Ryhove stellen zich aan het hoofd van hun stad en gaan aan het werk om een nieuwe onafhankelijke republiek te stichten welke los zal staan van Spanje. Door soldij betaalde krijgsbenden, in de Nederlanden opgeleid door paltsgraaf Casimir, vallen Vlaams-Vlaanderen binnen en stichten er hun republiek. Ook Poperinge valt onder het Gentse regime. Uit de stadsrekeningen van 1577-1578 blijkt het bevel dat Poperinge de opdracht heeft gekregen om hun juwelen en zilverwerk in zekerheid te brengen tegen invallen van de vijand. Ieper en Poperinge onderhandelen in elk geval zeer actief met de afgevaardigden van Gent.

In september 1578 krijgt Poperinge het hoog bezoek van jonker Jan van Pottelsberghe, commissaris van Gent die bij wijze van geschenk zes kannen wijn aangeboden krijgt. Er volgen nog meer bezoeken. In oktober 1578 krijgen soldaten van Casimir hun kamp in Poperinge. Hun soldij valt ten laste van de stad. Het stadsbestuur gaat hiervoor een lening van 4000 Parijse ponden aan bij de abt van Sint-Bertinus. Het is duidelijk dat de Gentse republiek zware druk legt op de Poperingenaars. Het regent verordeningen.

De overmacht van het clubje rond Hembryze en de Oranjegezinde Ryhove is echter maar een kort leven beschoren. In het Waals gedeelte van de Nederlanden verrijst een tegenpartij. Henegouwen, Atrecht en Frans-Vlaanderen vinden het Gentse duo maar een stel demagogen, verstokte geuzen met bloed aan de handen. De Waalse beweging wordt gaandeweg de partij van de malcontenten genoemd. De calvinisten noemen hen de ‘paternosters’ omdat ze allemaal een rozenhoedje aan de hals dragen als teken dat ze de vrijheid van het katholiek geloof verdedigen. De malcontenten distantiëren zich in hun beginperiode nochtans van het gezag van de Spaanse koning Filips II.

Emmanuel de Lalaing, de 21-jarige baanderheer van Montigny stelt zich aan het hoofd van de nieuwe partij. Hij zal op 17 mei 1579 alsnog een alliantie sluiten met de Spanjaarden van landvoogd Alexander Farnese. In oktober van 1578 is daar nog geen sprake van als de malcontenten de stad Poperinge al een eerste keer proberen te veroveren. Uit de lokale oorkonden blijkt dat de Gentenaars enkele maanden later hun gezag in de stad weer zullen herstellen.

De Gentsgezinde veldmaarschalk Frans de la Noue heeft zich in dienst gesteld van Willem van Oranje en bevindt zich in mei 1579 te Poperinge. Uit enkele brieven van rond half mei blijkt dat de malcontenten het kasteel van Boezinge hebben ingenomen. Hij adviseert er de Staten van Vlaanderen die in Ieper vergaderd zijn om Boezinge te gaan ontzetten. Een beleg dat gepland staat voor de 16de en de 17de mei. Ryhove komt in die week plots op de proppen in Poperinge met nieuwe eisen aan de Staten van Vlaanderen rond de bezetting van een of ander kasteel in Ekelsbeke. Uit die brieven blijkt in elk geval duidelijk dat de malcontenten het medio 1579 niet om zeggen hebben in het Poperingse.

Twee jaar later is de situatie wel veranderd. Poperinge en Ieper hebben in de geschiedenis al zo dikwijls diametraal tegenover elkaar gestaan en ook in 1581 is dit het geval. Poperinge is nu wel in handen gevallen van de malcontenten, terwijl Ieper de partij van Ryhove omarmt en het de Poperingenaars bijzonder kwalijk neemt dat ze nu plots wel aan de kant en onder de heerschappij van de Spaanse koning staan. Op 3 december 1581 vertrekt er een garnizoen van Ieper naar Poperinge om er al de brouwapparatuur en de bakkersovens te vernielen omdat die alleen maar dienen om de malcontenten te bevoorraden. De brigade keert terug met een groep gevangen genomen Poperingenaars die verder op hun strepen zullen blijven staan.

De Poperingse neuzen kunnen onmogelijk allemaal in de richting van de malcontenten staan. Op 6 augustus 1582 krijgt de stadsbevolking te maken met een bende Waalse nietsnutten, afkomstig van het leger van de hertog van Parma bij Duinkerke en van Sint-Winoksbergen. Ze richten een heuse ravage aan in de binnenstad. Geschiedschrijver Augustin van Hermelghem heeft ooit een verslag gemaakt van de aanval: ‘zo heeft een kwade hoop van de Walen met een grote menigte Poperinge beroofd zodat enkele oude mannen die daar gebleven waren hen niet meer konden ontlopen. Een tiental van hen werd aangepakt, verwond en vermoord. Hetgeen godgeklaagd was om zien. Gelukkig hebben ze er geen brand in gestoken.’

Er volgt nog meer onheil voor Poperinge. Tijdens de nacht van 31 juli en 1 augustus 1583 valt een compagnie van het in Ieper verblijvend garnizoen van kapitein Schakel met veel voetknechten de buurstad binnen, ‘aldaar komende in de morgenstond hebben ze ’t geheel verbrand op de eerste van augustus, uitgenomen de kerken.’ Na die twee aanslagen lijkt het er wel op dat Poperinge opgehouden heeft met bestaan. Geen enkele jaarrekening noch oorkonde geeft nog één enkel teken van leven te Poperinge.

De herleving begint was op het moment dat Ieper op 10 april 1584 onderworpen worden aan de Spanjaarden van landvoogd Farnese. Het doek is gevallen over de Gentse republiek van van Hembryze en Ryhove. De vermelde Farnese is feitelijk een onwettige kleinzoon van keizer Karel en staat ook bekend als de hertog van Parma. Velen noemen hem trouwens eenvoudigweg ‘Parma’. Hij zal de Nederlanden besturen tussen 1578 en 1592. De Ieperse magistraat kondigt een reeks maatregelen af die paal en perk stellen aan het geweld van de Waalse roversbenden.

Poperinge is tijdens die zomer niet veel meer dan een spookstad. De aanvallen van de beeldenstormers, de repressie van Alva gevolgd door de plunderingen van vreemde legerbenden hebben veel burgers op de vlucht gejaagd. Veel ambachtslieden, onder hen nogal wat afvallige katholieken, hebben de stad verlaten richting Engeland. Het aantal werklieden in de stad is geïmplodeerd van de (ooit nog) zestienduizend naar vierhonderd. Poperinge is 97,5% van zijn inwoners kwijt. Ik heb persoonlijk wel wat moeite om dat aantal van zestienduizend te accepteren. De stedelijke schuld heeft een omgekeerde beweging gemaakt en is opgelopen tot vijfentwintigduizend gulden. Het magistraat heeft geen financiële middelen om de herstellingen uit te voeren aan de Poperingse kerken, het gasthuis en het stadhuis, de halle, de overdrachten, de school en de gevangenis.

Hele stukken stad werden door dat Iepers garnizoen in brand gestoken. Gelukkig krijgt Poperinge een soort concordaat van koning Filips II. Een vrijstelling van belastingen voor een periode van zes maanden en de schuldeisers moeten wachten op hun geld. Van de bijna vijfduizend Vlamingen die zich voor 1568 zijn gaan vestigen in de buurt van Londen zijn 80% Poperingenaars. Ze gaan zich vestigen in steden zoals Maidstone, Sandwich, Colchester, Norwich of Southampton. De Vlamingen hebben in Londen zelfs hun eigen ‘Nederduitse’ kerk.

Dat vele jongelui in de Westhoek zich in die periode overgeven aan hooliganisme en baldadigheid heeft veel te zien met hun opvoeding en opleiding. Onder de Poperingse huisgezinnen zal er wel een groot deel klootjesvolk wonen, ongeletterde stakkers die zich als primitieven gedragen. Het stadsbestuur grijpt in en neemt maatregelen om het niveau van het onderwijs op te krikken, de ‘schurftige schapen’ te verwijderen en de eerbied voor Gods huis aan te leren.

De godsdienstige opleiding moet veel beter. Op 6 juli 1568 komt er een verordening dat niet iedereen zo maar onderwijs meer kan organiseren. De kinderen moeten voortaan naar de stadsschool ‘opdat ze voortgang zouden doen in lering en goede manieren en dat ze vrees voor de heer zouden krijgen.’ Eind 1569 worden er in de drie parochies zondagscholen opgestart. Ze komen onder het bestuur van pastoors en kapelanen. Alva dringt er persoonlijk op aan dat de kinderen van de Sint-Bertijnsparochie zullen vergaderen in de vierschaar. De jeugd van de O.L.V.-parochie in het huis van Robert Borry en die van Sint-Jan in de woning van Clays van Eenoode. De meesters van de zondagscholen zijn in die beginjaren Willem Baron, Pieter vanden Peereboome, Dierick Rycquewaert, Pieter Trystram, Pieter van Neufville, Franchoys Outerssone en Jan de Snepere.

Dit is een fragment uit Boek 7 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 7
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.