27 augustus 1436. De overdracht van de macht in de stad zet zich onverminderd voort. De Scheutelaere laat aan de halle omroepen dat al diegenen die de voorbije 30 jaar ambten in het stadsbestuur bekleed hebben zich deze namiddag moeten komen aanmelden op de markt. Wie dat niet doet mag zich verwachten aan een fikse bestraffing. Gewezen burgemeester Gerard Reubs en Domlinus van Tielt zien dat niet zitten en vluchten weg uit Brugge. Een exit die gevolgd wordt door de plundering van hun woningen.
De massa eist een rechtzetting van de oude voorrechten, vooral die extra toegevingen aan Sluis moeten ongedaan gemaakt worden. Al hun versterkingen moeten verdwijnen. Na vier dagen volgt een verklaring dat het verboden is voor de oude wethouders om Brugge te verlaten. Wie dat bevel negeert riskeert een confiscatie van zijn eigendommen. Gravin/hertogin Isabella bevindt zich op dat moment nog altijd in deze woelige stad waar de agitatie alleen maar dreigender vormen aanneemt. Ze probeert met haar zoon Karel via de Kruispoort weg te rijden om zich tot bij haar man te begeven die zich momenteel in Damme bevindt.
Bij het buitenrijden wordt haar koets tegengehouden door Jan Lonckaert en zijn gezellen. Bij Isabella bemerken ze ook de echtgenotes van de gehate Roeland van Uutkerke en van Jan van Hoorne die ze meteen op een onbeschofte manier uit het rijtuig sleuren en respectloos naar de gevangenis leiden. De edele dames zijn getrouwd met de vijanden van het volk. De hertogin zelf mag beschikken en verlaat Brugge onder een scheldtirade aan haar adres. Isabella en Karel bereiken Filips de Goede in alle staten. Deze smaad zal sowieso een serieuze staart krijgen voor onze graaf van Vlaanderen.
De Brugse rebellie tegen de voorkeursbehandeling van Sluis is niet specifiek gericht tegen Filips de Goede maar vooral tegen Roeland van Uutkerke. Die moet volgens hen gestraft worden. De Bruggelingen hanteren toch maar een vreemde logica. Ze gaan nu zelfs de Gentenaars aanspreken om weer op goede voet te komen met de graaf. Zolang de Sluizenaars zich maar weer willen onderwerpen aan Brugge en dat hun eigen voorrechten ongeschonden blijven. De Gentenaars gaan akkoord om een onderling verbond te sluiten en het zijn hun gezanten die in onderhandeling treden met Filips. Na de openlijke Brugse rebellie en vooral de smerige behandeling van zijn vrouw weigert de graaf om zelfs maar met hen te praten.
Dat gebrek aan antwoord zorgt voor een verdere escalatie van de onrust. De Gentenaars bezetten op 3 september 1436 hun Vrijdagmarkt. In volledige slagorde verklaren ze zich solidair met hun collega’s van Brugge. Filips de Goede komt gehaast naar Gent en ziet er tot zijn niet geringe verbazing dat de ambachtslieden te wapen gelopen zijn. Omdat hij onvoldoende manschappen ter beschikking heeft vertrekt hij naar Rijsel. Daar krijgt hij de beschikking van Bourgondische hulptroepen waarbij ook zijn edellieden van Picardië en Artesië zich vervoegen. Het wordt dringend tijd dat hij Brugge en Gent weer onder zijn gezag brengt.
De Gentenaars zijn de slimsten. Ze vrezen de machtsontplooiing van de graaf en beëindigen hun actie. Maar die van Brugge volharden in de boosheid. Ze vragen de bijstand van hun onderhorige steden die ingaan op deze oproep. Nieuwpoort, Veurne en Diksmuide en nog enkele andere steden doen dat niet. De Brugse ambachtslieden gaan zelfs zo ver om 200 krijgslieden te huren op kosten van de stad. Ze komen allemaal onder het bevel van Vincent de Scheutelaere. Wat een onzinnig idee toch om de wapens op te nemen tegen hun zo machtige graaf! Het lijkt er wel op dat hij alle tijd van de wereld heeft. Gaandeweg gaan de weerspannige Bruggelingen beseffen dat ze ooit de straf voor hun weerspannigheid zullen krijgen.
Op 21 september 1436 sturen ze een gezantschap naar Rijsel. De heer van Gruuthuse, Lodewijk Van de Walle (de burgemeester van het gemeen) en predikheer-pater Antonius Coen. Ze krijgen amper gehoor bij Filips. Als de Bruggelingen genade wensen zullen ze toch wel eerst de wapens moeten neerleggen en hun grote markt ontruimen. Pas dan kunnen ze mogelijk verdere gesprekken aangaan, in Damme waar hij binnenkort naartoe gaat. Een eis waar de rebellen ook op ingaan. De standaarden verdwijnen in de halle en zullen door een sterke wacht bewaakt worden. De hertog komt zoals aangegeven naar Damme, maar wel met een massa krijgsvolk bij zich. De Bruggelingen vrezen dat er van verzoening geen sprake zal zijn. De vier neringen breken daarop binnen in de halle, grijpen er hun standaarden en hernemen hun actie op de markt.
Opnieuw in verspreide slagorde. De rest van de ambachtslieden volgt al snel hun voorbeeld. Tijdens de daaropvolgende nacht breken een honderdtal oproermakers uit de stad om er in te breken in verscheidene woningen van Vrijlaten die de graaf genegen zijn. Plunderpraktijken die natuurlijk niet door de beugel kunnen en alleen maar meer olie op het vuur gooien. De reactie laat niet op zich wachten. Hendrik van Borsele arriveert met enkele Hollandse en Zeelandse schepen in Sluis. Hij laat er zware balken slaan in de vaart tussen Sluis en Damme zodat die van Brugge nu helemaal afgesloten zijn van de zee. Het ergste wat men ze kan aandoen.
15 oktober 1436. Na een nieuwe smeekbede van enkele gezanten om alsnog vrede af te smeken bij de graaf, stemt hij ermee in om gesprekken aan te gaan met de oproerkraaiers. Maar eerst moet de markt ontruimd worden terwijl 150 van de treffelijkste inwoners voor hem te Gent een knieval zullen moeten doen. Een beetje zoals dat gebeurde in Cassel zes jaar geleden. Filips de Goede heeft niet zomaar de naam van ‘onze geduchte heer’. Enkele dagen later vullen ze de geëiste voorwaarden in. De knieval van 150 prominente Bruggelingen gaat door in het hof ter Walle. Filips verleent genade en gaat zelfs zo ver om een belasting af te schaffen welke zijn vader nog had ingevoerd in het jaar 1407. Bartholomeus De Vooght vervangt de gedode schout Eustachius Bricx. Op 21 oktober gaat er in de kerk een processie door om God te danken dat er weer vrede gekomen is.
De vrede zal niet lang duren. De hertog heeft de Bruggelingen al bij al zacht aangepakt maar hen wel geen deftige antwoorden gegeven voor wat betreft de status van Sluis. De verkregen absolutie is niet van die aard om de Brugse wraakzucht ten opzichte van de Sluizenaars te stillen. Ze houden vol dat de Sluise haven en stad ondergeschikt zijn aan het rechtsgebied van Brugge en ze dagvaarden de wethouders van Sluis om voor de vierschaar te Brugge verantwoording te komen afleggen over hun voorbije gedrag en ongehoorzaamheid.
Omdat de mannen op de gestelde dag niet opduiken verbant de vierschaar dan maar Roeland van Uutkerke, Colaert van der Clyte, 16 wethouders en nog andere aanzienlijke personen van Sluis. Een verbanning die kan tellen: zich voor 50 jaar niet maar laten zien in Vlaanderen is inderdaad een straf die aan de ribben kleeft. Maar in Sluis lachen ze met die uitspraak. Als antwoord herhalen ze de truc van de houten balken in de vaart tussen Sluis en Damme. En daarbij nemen ze nog extra maatregelen zodat de landlieden nog onmogelijk hun landbouwproducten naar Brugge kunnen vervoeren. Deze bevelen vragen natuurlijk om een reactie van de Bruggelingen. 400 gewapende mannen rukken op naar Damme en Aardenburg. Met de bedoeling om deze steden in te nemen en de omliggende streken te verwoesten. Iets wat ook effectief gebeurt.
Filips de Goede krijgt het nieuws op zijn bord. Na de knieval te Gent was dat wel het minste wat hij kon verwachten. Het is dan ook begrijpelijk dat zijn verbittering groot is. Van de andere kant beseft hij dat er een regeling moet komen voor de kwestie van Sluis. Hij vernietigt om te beginnen het uitgesproken vonnis tegen de Sluizenaars en verbiedt de bannelingen om het land te verlaten. De Brugse wethouders reageren door alle hangende procedures te staken tot dit vonnis wel weer uitgevoerd zal worden. Wethouders van Gent, Brugge en Ieper gaan daarop in overleg om de voorrechten van Brugge in relatie tot Sluis onder de loep te nemen. Hopelijk kunnen de moeilijkheden alsnog bijgelegd worden.
13 december 1436. Filips de Goede komt in hoogsteigen persoon naar Brugge. Dat spel hier heeft lang genoeg geduurd. Zijn gezelschap van 700 boogschutters bewijst dat het menens is. De geestelijkheid, het magistraat en de dekens van de ambachten stappen de graaf tegemoet tot buiten de stadsmuren. Griffier Jan De Mil voert het woord. Hij verzoekt aan Filips dat hij de voorrechten van Brugge intact zou willen houden en te werken aan een herstel van de vrede. Daarop antwoordt de graaf dat hij inderdaad met die bedoeling gekomen is en dat hij de Brugse wensen zal onderzoeken en ten gepaste tijde vredesvoorstellen zal formuleren.
Die komen er al na enkele dagen. De eerste voorwaarde zal vermoedelijk moeilijk te slikken zijn voor de Bruggelingen; de steden van Oudenaarde, Sluis en Nieuwpoort zullen voortaan rechtstreeks van de graaf afhangen. De annulatie van de uitgesproken verbanning voor de Sluizenaars wordt ingetrokken. En tenslotte zal het Vrije voortaan volmondig deel uitmaken van de Raad van Vlaanderen, als vierde Lid ervan.
De wethouders en de dekens vragen bedenktijd tot 26 december terwijl de hertog zijn verblijf in Brugge verlengt. Hij beveelt aan Sluis dat ze de zeevaart richting Brugge weer moeten openstellen. Tijdens de nacht van 21 december krijgt hij echter te horen dat de vier voornaamste ambachten alweer gewapend naar de markt willen trekken. Wat is dat toch met die Bruggelingen? Terwijl Vincent De Scheutelaere zijn graaf verzekert dat dit valse geruchten zijn verkiest Filips toch om naar Rijsel te verhuizen. Daar krijgt hij op 26 december van de Brugse afgevaardigden te horen dat Brugge onmogelijk kan accepteren dat het zijn bevoegdheid over Sluis en Nieuwpoort zal verliezen en al evenmin dat het Vrije zich nu volledig zal afscheiden van de stad. De hertog van Bourgondië reageert bits en blijft ervan overtuigd dat men effectief van plan geweest was om hem aan te vallen in Brugge.
De hertog kwaad, maar ook die van Brugge blijven misnoegd achter. Op 26 januari 1437 lopen ze nu effectief terug gewapend naar de markt. Ze willen wel eens weten wie dat vals gerucht heeft gelanceerd de 21ste december en zo geprobeerd heeft een bom te leggen onder een mogelijke verzoening. Het blijkt te gaan om mensen uit de Vier-Ambachten. Het gemeen vermoedt dat Vincent De Scheutelaere zelf en eveneens Jan Parlant een bedenkelijke rol hebben gespeeld. Nadat ze opgepakt werden en naar de halle gebracht kunnen beiden zich rechtvaardigen en komen ze op vrije voeten.
Maurits van Varsenare, de burgemeester van de schepenen doet ondertussen wat hij kan om toch tot een verzoening met de graaf te komen en zijn toorn af te keren. Verscheidene trips van Brugge naar Rijsel blijken echter tevergeefs. Op 11 februari 1437 verklaart de hertog in enkele open brieven dat het Vrije voortaan niet meer onderworpen is aan het rechtsgebied van Brugge en nu een volwaardig lid van Vlaanderen is geworden. Deze wet betekent dus een gevoelige inkrimping van de Brugse macht.
Dit is een fragment uit Boek 9 van De Kronieken van de Westhoek


