Als ik iets wil te weten komen over de periode tussen 500 en 1200 zal […]
De leeggelopen kust- en Scheldestreek is al vanaf de 4de eeuw deels herbewoond door Saksische […]
Anno 1003. In ’t begin van juny en in augustus, geschiede in Vlaenderen groote overstroomingen […]
In het bisdom Brugge wordt Sint Medardus als patroonheilige vereerd te Eernegem. Wervik en Wijtschate. Op sommige plaatsen wordt hij voor het bekomen van schoon weer. Het volksgeloof wil namelijk dat, wanneer het op zijn feestdag regent,het dit gedurende 6 weken ononderbroken zal doen.
Het bos van Houthulst of Vrijbos en nog enige kleinere bossen zijn de enige nog bestaande overblijfselen van het uitgestrekte oorspronkelijk woud.
2 september 1315. De koning van Frankrijk verschijnt in Rijsel. Een historieschrijver van die tijd beweert dat de legermacht die hij aanvoert de grootste en de machtigste is die een Franse koning ooit bezeten heeft. Lodewijk is verbitterd op de Vlamingen en zoekt alleen maar wraak.
Er is niet zoiets als één waarheid. De schrijvers zijn op zoek gegaan naar Vlaamse en dus inlandse bronnen die hun eigen invalshoek geven over wat er allemaal gebeurd is in onze streekgeschiedenis.
De malaise van oorlog en rebellie krijgt er tijdens die bewogen jaren nog een broertje bij. Zowat overal in Europa duikt de zwarte pest op. Een verschrikkelijke ziekte die ergens ontstaan is in ver verwijderde gebieden in India en zich verspreidt tot in Egypte, Armenië en Griekenland. Via enkele zeeschepen vangt Pisa de plaag in het jaar 1349.
Het was gisteren precies drie maand geleden dat ik begonnen ben met het schrijven van mijn ‘Kroniek van Brugge’. De voorbije dagen kwam alvast onderstaande tekst uit mijn pen gevloeid. Figuurlijk dan toch. Mijn pc heeft ook zijn rechten.
De nacht van 11 op 12 september 1315. De terugtrekken van de Fransen heeft de allure van een waarachtige vlucht. Lodewijk ziet zich genoodzaakt om al de wagens, karren, tenten, bagage en proviand in het Vlaamse slijk achter te laten. Om te voorkomen dat de Vlamingen er zich mee zouden verrijken laat hij alles in brand steken. Maar omdat alles zodanig doorweekt is komt daar maar weinig van in huis.
1295. Den zomer was zeer vrugtbaer, zoo dat een menigte oude graenen, die men uyt vreese van oorlog bewaerd had, wierden op de mesthoopen geworpen, om de schueren met nieuwe te vervollen.
Zoals bekend, gingen de belangrijkste foren van Vlaanderen door te Sint-Omaars, Dowaai, Gent, Rijsel, Mesen, Ieper en Torhout. Wat aan deze vier laatste steden gemeenschappelijk is, is dat ze pas op het einde der 11de eeuw opdagen en dat ze al van meetaf aan een bloeiende foor bezitten.
Die van Cortryk trokken na ’t beleg van Doornyk met Artevelde en campeerden met 10.000 Gentenaers, Oudenaerders en Aelstenaers ontrent de zeven fonteyn poorte. Den 31e july trokken de Vlaemingen nog nader aen Doornyk, om die stad te belegeren. Den coning van Vrankryk quam met een zeer magtig leger ter hulpe van Doornyk en campeerde langs wederzijden der brugge van Bouvines.
Robrecht van Bethune en Gwijde van Dampierre laten zo hun sporen na in de geschiedenis van Vlaanderen. Ondanks hun vaak roekeloos gedrag en hun vaak decadente levensstijl die betaald werd door de hardwerkende Vlaming, laten ze allebei een zweem van eerbied na. Precies alsof zij nu echt die leeuwen van Vlaanderen waren aan wie wij onze Vlaamse identiteit te danken hebben.
Onze-Lieve-Vrouw, je weet wel; die maagd-moeder van Jezus, laat voor een eerste keer van zich spreken in het nabijgelegen Dadizele. ‘Eenen persoon van Kortrijk word miraculeuzelijk genezen van stomheid in de kerk van O.L. Vrouwe tot Dadizeele’. In 1413 wordt Vlaanderen opnieuw geplaagd door een soort van pest of besmettelijke ziekte, ‘beginnende met pijne in de kele en hoest
Die de pest gewaer wierden in den arm of in het been deden het zelve lidmaet afhouwen op dat het vier niet voorder en zoude smijten. Nauwelijkx waeren d’ er eenige huysen of wegen van deze siekte bevrijd waeren. Op dat den vergiftigden stank geen hinder en zoude doen, saeg men alle geuren van geur stroyen. Het geene de meeste droefheyd veroorzaekte was het gebrek der middels het geene alle de geneesmeesters bekenden dat sij geene dranken en konden uytpeysen buyten die de welke sij nu tevergeefs hadden gebruykt. Overzulkx was den laesten toevlugt die den ersten hadde moeten zijn tot God den Opperheelmeester en waeren Samaritaen.
Zoutcote, de zoutkant, later bekend geworden als Zuydcoote, moet al bestaan. In het jaar 121 wordt hier al het christelijk geloof gepredikt. Mardick, de haven en de Romeinse nederzetting. De golf van Itius die de vloot van Caesar herbergt en waarvan de Aa zowat het ultieme overblijfsel van is.
De leeggelopen kust- en Scheldestreek is al vanaf de 4de eeuw deels herbewoond door Saksische groepen die hun Germaanse cultuur en taal met zich meebrengen. Daarvan getuigen de ontelbare Germaanse dorpsnamen die we op vandaag nog kennen. De Salische Franken zelf vestigen zich in de 5e eeuw in het huidige Noord-Frankrijk en Wallonië, vooral rond de steden Kamerijk, Doornik en Bavay.
Wervik en Warwick zijn zowat Siamese tweelingen voor wat hun naam betreft: een nederzetting van mannelijke krijgers. Er rest mij nu nog het tussenvoegsel ‘via’ dat hier parmantig paradeert tussen de wijk van de mannelijke krijgers. Wie kent er niet de ‘Via Roma’ waar de wielrenners op vandaag voorbij racen tijden de klassieker Milaan-San Remo? Ik vind een perfecte Engelstalige beschrijving van het woord: ‘a road or paved part in a village or town’. Het geplaveide deel van de Wervikse nederzetting zorgt er voor dat de Romeinen haar de naam van Viroviacum toekennen. Via is van oorsprong trouwens ook Indo-Europees. Weg-ya.
Kijk eens naar Ieper op vandaag. Waar is het water nu? Aan de noordoostkant zien we het kanaal en de Ieperlee, aan de zuidwestkant de ‘Verdronken Weiden’. De komst van het water in 260-270 was een (afgezwakte) herhaling van wat er zich al had afgespeeld 1000 à 1500 jaar voordien. Het water 5 à 10 meter hoger. Beeld u dat eens in? Alleen de heuvel, de prairie van Ieper, bleef gespaard van het rijzende water. En er waren twee havengemeenschappen. Briel (Breuil) en de omgeving van het Zaelhof en de Zuudstrate (de latere Rijselstraat), niet toevallig nog steeds met elkaar verbonden met de ondergrondse Ieperlee. Zeker al in 270, kijk maar naar de ‘ille’ namen waar we het al uitgebreid over hebben gehad. Hier leefden beslist al mensen 1000 jaar voor het begin van onze nieuwe tijdsrekening.
Boudewijn de imperialistische trekjes geërfd van zijn voorouders. Als hij de kans krijgt om aan de oostelijke kant van de Schelde een gebied te verwerven ter grootte van zijn bezit aan de Westelijke kant, waarom zou hij dan nog twijfelen?