De jaren 500 zijn zo goed als onbekend voor de meesten onder ons. Dat geldt […]
Tussen de jaren 100 en 300 moet Viroviacum met zekerheid een bloeiende plek zijn in […]
Zoutcote, de zoutkant, later bekend geworden als Zuydcoote, moet al bestaan. In het jaar 121 […]
De naam ‘franchise’ betekent ‘vrijstelling’, vrijdom van belasting. De vrije stad Valenciennes staat ook bekend […]
Uiteraard leven er al veel duizenden jaren geleden mensen. Hier op het land dat later […]
De leeggelopen kust- en Scheldestreek is al vanaf de 4de eeuw deels herbewoond door Saksische […]
De schrijver beslist om het later over de Saksen te hebben en concentreert zich nu […]
Nadat Boudewijn I diens dochter (zeer tegen de zin van haar vader) ontvoert en met […]
Waarom spreken we in Vlaanderen Vlaams, en waarom spreken de Walen en de Fransen Frans? […]
De Hunnen zijn vanaf 433 aangespoeld in het kielzog van de Goten, Visigoten en de […]
Clotarius I, de zoon van Clovis, laat rond het jaar 558 in Ieper een abdij […]
‘Over and out’ is het met de Romeinen en ook in onze streek brengen de […]
En dan zijn er de Germanen. De ‘Duytsche’ schrijft Vaernewyck. Hun zeden verschillen totaal van […]
Er bestaan geschriften die dateren van 877 waarbij de Franse koning Karel de Kale, de […]
In diezelfde eeuw komen er alweer nieuwe Saksische kolonies aan in Vlaanderen. De Frankische koning […]
Vanaf de 7de eeuw krijgen we de eerste info over de infrastructuur in onze streek. […]
En dan zijn er natuurlijk nog de vrouwen waar de zonen van Chlotarius blijkbaar een zwak voor hebben.
Het christelijk geloof sijpelt binnen in de loop van de 4de eeuw. Het wordt verspreid door meestal onbekende zendelingen. Enkelen onder hen kennen we. Zo bijvoorbeeld Vitricius, een gewezen Romeinse soldaat, die het na het volbrengen van zijn taak als missionaris, het zal schoppen tot aartsbisschop van Rouaan.
Anno 828: Lo werd dit jaar verwoest door koning Siffrid, de koning van de Denen. Die bewuste Siffrid zal waarschijnlijk wel Siegfried geweest zijn. In het lijstje van de Deense koningen prijken er inderdaad koningen met de naam van Siegfried.
We vertrekken naar het jaar 590. Naar Luxeuil-les-Bains in het Franse departement Haute-Saône. Niet zo ver van Zwitserland. De heilige Columbanus, een Ierse monnik en missionaris van het Keltische christendom, sticht er met zijn elf gezellen een klooster in een voormalig Keltisch heiligdom dat in 451 was verwoest door de Hun Attila.
Het Oosterse Rijk, uiteindelijk, of het Oster-Rike, kwam aan Sigebert die in zijn deel Auvergne, het noordoosten van Gallië en Germanië tot aan de grenzen der Saksen en Slaven bezat’. Vlaanderen, met de Westhoek als uiteinde aan de grote zee was de ooit de tegenhanger van de oostelijke gebieden van Gallië. Ons land kon dus net zo goed Westenrijk genoemd zijn en net zoals Oostenrijk de tanden van de tijd overleefd hebben.
Vanaf het jaar 1000 blijft trouwens niets zoals het was in Europa. De opinies en de zeden van de mensen ondergaan grondige wijzigingen. Het fenomeen van de steden steekt de kop op. In het prille Vlaanderen zien we hetzelfde gebeuren. De opkomst van onze steden heeft duidelijk zijn oorzaken. Eerst en vooral heeft de Romeinse bezetting die verschillende eeuwen geduurd heeft zowat het eigen cultureel erfgoed gewist. De mensen kunnen niet langer terugvallen op hun oude tradities want die zijn er niet meer.
Gust Thierry wil geen geschiedenis schrijven van een natie, maar die van burgers. Van mensen. Om dat werkelijk te doen moet je mensen als mensen bekijken. Gust volgt het spoor van wezens alsof hij oprecht bezorgd de stappen van zijn vrienden tijdens hun gevaarlijke reizen mee beleeft. Hij keert terug naar de originele bronnen en probeert de gebeurtenissen van het ver verleden ook met de ogen van toen te bekijken. Zijn voornaamste bron is een erfstuk van bisschop Gregorius van Tours.
De Gallo-Romeinse aristocratie leefde op het land en van het land. De industrie van de oude dagen was bevolkt met slaven en alles wat ook maar rook naar handel en commerce werd geminacht. Wie geen bezitter was van landerijen, grote domeinen en ‘villae’, maakte nooit kans om ooit als vertegenwoordiger van het volk op te treden.
Na eeuwen van Romeinse bezetting zijn de oude Galliërs en de Romeinse nieuwkomers niet meer van elkaar te onderscheiden. De Galliërs bestaan niet meer, de oude Belgen zijn een herinnering. De Romeinse soldaten zijn gaan samenwonen met Gallische vrouwen. Het nieuwe volk mag dus inderdaad best als een mix van Gallo-Romeinen bestempeld worden, een normaal fenomeen na een intermezzo van 15 generaties van leven, werken en voortplanting.
Die man dan, heeft een ontdekking gedaan die ver van de wondere ontdekking van de stoomkracht, van de telegraaf zelf en de wonder van de 19de eeuw te boven gaat. Hij heeft gevonden….o hemel ….dat de schulden van onze gemeente (en deze zijn waarachtig groot) veroorzaakt zijn door het nonnenklooster van Langemark.
Vlaanderen, moet gij weten,was, in de jaren 600 na Christi geboorte, al eene ongelukkige streke; ’t noordwestelijke deel, langs de zee, van aan de brugge over de Reye tot aan den berg waar sint Winnock preêkte, nu Brugge en Winnocksbergen, was het al vladen, vlanden, vlademen of vlâmen, zoo men zegt, dat is uitgestrekte vlakten, bloot ende zonder houtgewas, met kreken, moeren en waterplassen ertussen, overblijfsels van de dikwijls over- en deurspoelende zee.
Zoutcote, de zoutkant, later bekend geworden als Zuydcoote, moet al bestaan. In het jaar 121 wordt hier al het christelijk geloof gepredikt. Mardick, de haven en de Romeinse nederzetting. De golf van Itius die de vloot van Caesar herbergt en waarvan de Aa zowat het ultieme overblijfsel van is.
Ten tijde dat, in de geschiedenis, voor de eerste maal gewag wordt gemaakt van de streken die later de Nederlanden zouden heeten, hebben zij reeds dat karakter van grensland dat zij door de eeuwen heen zullen blijven houden. Reeds vóór de Romeinsche verovering staan, op haren bodem, de achterhoede der Kelten en de voorhoede der Germanen tegenover elkander. Op het einde der eerste eeuw vóór Jezus Christus, hebben deze laatsten echter nauwelijks den zoom van het land bereikt.
Het eenvoudige Vlaamse volksleger heeft het elitaire ridderleger van de Fransen verslagen. Zowat in heel Vlaanderen luiden en jengelen de uitbundige klokken om de overwinning van het volk te vieren. De mensen zijn uitgelaten en opgewonden. Nu gaat alles veranderen in Vlaanderen! Victorie. Victorie. Victorie. De mensen van de Gentse achterbuurten komen geestdriftig op straat met de banieren van Gwijde van Namen en die van Willem van Gulik. Al snel zwelt de massa aan tot een uitbundige feestelijke stoet. Het voelt aan als de bevrijding. De bassen van de trommels en het geschal van de trompetten bezwangeren de Gentse lucht. De Leliaards worden vertrappeld