Kroniekschrijver Pauwel Heinderyck houdt even halt. ‘Ik mag niet verder gaan zonder eerst de zeldzame […]
Rond 1040 komt graaf Herman aan de macht in het naburige Henegouwen. Deze afstammeling van […]
Het inkomen van de pastoor bevat zo ’tienden’, 10% van alle opbrengsten van de kerk […]
De Rijselstraat van Ieper heet in 1102 ‘de Zuudstrate’. De straat verbindt de markt met […]
Met de evangeliseringsgolf vanaf het einde van de 3de eeuw, verschijnen er bidplekken en kapellen, […]
Het kapittel ‘Saint-Pierre’ van Rijsel, op en top een Vlaamse stad, wordt gesticht door graaf […]
Robrecht van Bethune, graaf van Vlaanderen, gaf bij akte van 23 juli 1320 vergunning aan […]
De schepenen van Ieper hebben in 1215 de immuniteit van de proosdij van Sint-Maartens aanvaard. Zo is er een einde gekomen aan de grove aanvaring tussen de wereldlijke en de kerkelijke machthouders in Ieper.
Willem van Oranje heeft heel wat moeite gedaan om de Gentse bevelhebbers en opper-calvinisten Jan van Hembyze en François van Ryhove tot maar meer gematigdheid te dwingen en zich te laten aansluiten bij de unie van Utrecht, de voorloper van de Nederlanden als zelfstandige staat. Daarmee volgt Gent het voorbeeld van Antwerpen die al eerder in alliantie ging met de noordelijke provincies.
De Ieperse kanunniken willen niet zomaar de kaas van tussen hun boterhammen laten wegpikken. Op de dagen wanneer er grote plechtigheden doorgaan, hebben ze al de rechten op de opbrengsten.
Wat er ook van zij; in 1434 behoorde heerlijkheid van Elverdinge-Vlamertinge goed en wel aan Filips de Goede, graaf van Vlaanderen. In mei 1435 schonk hij het gebied aan zijn onwettige zoon Cornelius van Bourgondië voor de duur van zijn leven.
Daagt in de geschiedenis op als een grafelijke villa, de ‘villa Mecinensis’. Er was een grote foor, te danken aan de uitzonderlijke ligging. De foren van Vlaanderen gingen door te Sint-Omaars, Dowaai, Gent (de oudste), te Rijsel, Mesen, Ieper en Torhout. Deze vier laatste dagen op tegen het einde van de 11de eeuw. Ze zijn van meet af aan een bloeiende foor. Ze liggen alle vier ten westen van de grote verkeersader van Vlaanderen, de Schelde en vormen een westelijke economische as, parallel lopende met de Schelde en ze hangen eerder af van Brugge dan van Gent.
Met al die willekeur en die afpersmentaliteit is het niet moeilijk dat de moraliteit terugloopt in Ieper. De ‘God ziet u’ bordjes bestaan nog niet en de priesters hebben wel andere interesses dan de geestelijke integriteit van hun onderdanen. Er is amper sprake van nieuwe acquisities tijdens het bewind van abt Pierre. Het zijn blijkbaar moeilijke tijden voor het klooster. De Rubrum registers maken melding van een aankoop in januari 1247. Walter, de abt van Grimbergen, verkoopt aan de Ieperse proosdij alle eigendommen die zijn abdij bezit binnen de stadsmuren van Ieper. Het betreft opbrengsten van meer dan 9 pond afkomstig van verscheidene huizen in de stad en blijkbaar ook deels op de lakenhalle.
Wervik en Warwick zijn zowat Siamese tweelingen voor wat hun naam betreft: een nederzetting van mannelijke krijgers. Er rest mij nu nog het tussenvoegsel ‘via’ dat hier parmantig paradeert tussen de wijk van de mannelijke krijgers. Wie kent er niet de ‘Via Roma’ waar de wielrenners op vandaag voorbij racen tijden de klassieker Milaan-San Remo? Ik vind een perfecte Engelstalige beschrijving van het woord: ‘a road or paved part in a village or town’. Het geplaveide deel van de Wervikse nederzetting zorgt er voor dat de Romeinen haar de naam van Viroviacum toekennen. Via is van oorsprong trouwens ook Indo-Europees. Weg-ya.
Kijk eens naar Ieper op vandaag. Waar is het water nu? Aan de noordoostkant zien we het kanaal en de Ieperlee, aan de zuidwestkant de ‘Verdronken Weiden’. De komst van het water in 260-270 was een (afgezwakte) herhaling van wat er zich al had afgespeeld 1000 à 1500 jaar voordien. Het water 5 à 10 meter hoger. Beeld u dat eens in? Alleen de heuvel, de prairie van Ieper, bleef gespaard van het rijzende water. En er waren twee havengemeenschappen. Briel (Breuil) en de omgeving van het Zaelhof en de Zuudstrate (de latere Rijselstraat), niet toevallig nog steeds met elkaar verbonden met de ondergrondse Ieperlee. Zeker al in 270, kijk maar naar de ‘ille’ namen waar we het al uitgebreid over hebben gehad. Hier leefden beslist al mensen 1000 jaar voor het begin van onze nieuwe tijdsrekening.