banner
aug 15, 2025
62 Views
Reacties uitgeschakeld voor Tussen Watou en Roesbrugge

Tussen Watou en Roesbrugge

Written by
banner

De Franse generaal Dumouriez heeft in het noorden van Frankrijk een leger van 80.000 geoefende soldaten bijeengebracht en hij slaagt er in om Rijsel te ontzetten. Zijn leger dringt binnen op Belgische grondgebied. Dumouriez profiteert ten volle van de besluiteloosheid van de Oostenrijkers en de Pruisen om de ene na de andere grensstad in te nemen. Op 6 november 1792 verslaat hij hen tijdens een veldslag in Jemappes. België zal nu wel klaar moeten staan om zijn Franse ‘vrienden’ te ontvangen.

De Fransen zien zich warempel als onze bevrijders maar zelf hebben ze maar één doel. Om bij ons geld en rijkdom te vinden en aan te slaan. Terwijl Dumouriez de Belgen paait met schone woorden, schrijft hij aan aan minister Pache dat hij hoopt van voldoende geld te vinden in de Nederlanden. Goedschiks, kwaadschiks en dat we wel verplicht zullen zijn om het Franse papieren geld te accepteren. Waardeloze valuta die onze contreien opzadelen met een devaluatie van maar liefst 70%. Om zich een schijn van wettelijkheid toe te meten proberen de Fransen ons congres ertoe te verleiden om via een stemming de aanhechting met Frankrijk te doen uitroepen.

De steden komen stilaan tot het besef dat ze in de zak gezet zijn door de beloften van Dumouriez. De omwenteling gaat gepaard met gevangennemingen, confiscaties, gedwongen verkopen en deze devaluatie die de levensstandaard angstwekkend laat zakken. Terwijl het klachten regent tegenover de nationale conventie oefent Danton zware druk uit om het Belgenland met Frankrijk te verenigen zodat zijn eigen wetten hier hun toegang zullen kunnen vinden. Op 31 januari 1793 doet hij tijdens een speech voor de nationale conventie zijn plannen uit de doeken.

Hij zal ons land zuiveren van de oproerige priesters en de aristocraten. Het land kan er alleen maar mannen en schatten bij winnen. Wat later volgt er een ultimatum dat de Belgen nog twee weken de tijd krijgen om in te stemmen met de unie of dat ze anders als een vijandelijk volk zullen gelden dat weigert om te stemmen op een staatsbestuur dat gestoeld is op vrijheid en gelijkheid.

Het is het begin van een tijdperk vol diefstal, moord en brand voor ons vaderland. De Fransen die ons vrijheid beloven en beweren dat ze onze broeders zijn brengen in realiteit niets meer dan hun hatelijkste dwingelandij en schreeuwendste onrechtvaardigheden. De Belgen die verbitterd zijn over het Franse juk smeken om hulp bij de Oostenrijkse keizer. Op 1 maart 1793 ontzet de prins van Saksen-Coburg de stad Maastricht en verjaagt er de Fransen. Twee weken later overwint hij hen nog een keer tijdens de slag van Neerwinden in de omgeving van Landen.

Voldoende om de Fransen te doen terugtrekken naar eigen land. Aartshertog Karel maakt vervolgens in Brussel zijn intrede als gouverneur van de Belgische gouwen. Generaal Dumouriez is een verbitterd man. Hij weet perfect dat de hatelijke plundering van het Belgenland en de reactie erop volledig te wijten is aan het radicaal zootje ongeregeld van Danton en Co. Zijn poging om de Oostenrijkers te betrekken bij een staatsgreep in Frankrijk en de nationale conventie te breken mislukt echter. Feit is wel dat de generaal definitief de zijde van Oostenrijk zal kiezen.

Oostenrijk, Pruisen, Engeland en Holland buigen zich al over de toekomst van Frankrijk en denken al aan de terugbetaling van de oorlogsschade. Frankrijk hangt in de netten. Wanneer de prins van Saksen-Coburg op 13 juli 1793 de steden Valenciennes en Condé bemachtigt laat hij daar de Oostenrijkse vlag wapperen. Een actie die chauvinistisch Frankrijk op slag uit zijn lethargie doet ontwaken.

Het Franse volk springt eensgezind recht om het bedreigde vaderland te verdedigen. Zo kennen we de Fransen natuurlijk. De nationale conventie neemt stoutmoedige beslissingen en slaagt er eveneens in om die te laten uitvoeren. Jong en oud moeten naar het leger. Onwilligen en broekschijters worden onder de bedreiging van gevangenis en guillotine naar het leger gedreven. Frankrijk verandert op enkele weken tijd in één groot legerkamp. Openbare gebouwen doen nu dienst als kazernes of wapenopslagplaatsen. Na enkele maanden is de mobilisatie van 1,2 miljoen Fransen verdeeld over 14 legers een feit.

Aan de zuidelijke grens van ons land, tussen Duinkerke en Aarlen dreigen plots 280.000 soldaten onder het bevel van hun commandanten Hoche, Pichegru en Jourdan. De Oostenrijkse staatsmannen zien een confrontatie tegen dergelijke overmacht niet zitten. De kosten ervan wegen niet op tegen het behoud van de Belgische staten. Ze kiezen ervoor om zich achter de Rijn terug te trekken en de vlakten van het Belgenland achter te laten als prooi voor de roofzucht van de Fransen die als uitgehongerde wolven alles van waarde komen wegsleuren of vernielen. Op 17 oktober 1797 staat Oostenrijk de zuidelijke Nederlanden definitief af aan Frankrijk, dat gebeurt met het verdrag van Campo-Formio. Onze vrijheidlievende voorouders zullen nu het slavenjuk dragen tot aan de slag van Waterloo in 1815.

Lodewijk Allaeys focust zich nu specifiek op de gebeurtenissen in de Westhoek. Ons Westland is in het bezit van enkele natuurlijke middelen om zich te verdedigen. Zuidelijk van de Leie, tussen Nieuwkerke en Abele is er de bergachtige streek. Tussen Watou en Roesbrugge, de Heybeke en de Ijzer. Tussen Hondschote en de kust zijn er de Calommegracht en de grote Moere. In principe moeten deze natuurlijke hindernissen voldoende wezen om onze grenzen met een relatief kleine legermacht te bewaken. Tegenover de bezettingslegers van Sint-Winoksbergen en Duinkerke is Roesbrugge het meest bedreigde punt.

Het dorp ligt aan de Ijzer die er ter plekke een eiland vormt. In zijn dorpskom bevinden zich twee bruggen waarover de steenweg van Sint-Winoksbergen naar Poperinge en Ieper loopt. Het bezit van Roesbrugge moet voor de Fransen de weg naar het Vlaamse binnenland openen. De Oostenrijkers liggen er met een verdedigingspost van 80 mannen. Keizerlijke soldaten die in het groen gekleed zijn met rode kragen en omslagen en palmtakken op hun jassen. Zowat een vierde van de soldaten zijn Hongaarse Huzaren die ook wel Ulanen genoemd worden. Voor die laatsten zijn de Fransen niet stout.

En niet zonder reden; het zijn besnorde mannen van meer dan 30 jaar, bruin van huid met in een staart gebonden lange zwarte haren, donkere ogen en gespierde ledematen. Met hun lange degens zien ze er te paard best afschrikwekkend uit. Elke keizerlijke bende heeft ook wel enkele Tiroolse jagers rondlopen. Heerschappen gewapend met windgeweren die tot 30 schoten kunnen afvuren zonder te herladen. Dat het goede schutters zijn bewijzen ze in Krombeke waar een van hen drie kogels door de weerhaan van de kerk jaagt.

Oktober 1792. De Fransen proberen zich meester te maken van Roesbrugge. Op de hoogte van Oost-Cappel plaatsen ze drie kanonnen en vanuit die positie beschieten ze het dorp. Door het open veld durven ze niet te naderen, maar ze dwingen de landlieden van Beveren-aan-den-IJzer loopgrachten te delven zodat ze zelf buiten gevaar blijven. Na de Franse liniesoldaten volgen hele scharen leeglopers en deugnieten van Hondschote en andere grensdorpen. Onder hen bevinden zich heel wat Vlamingen die zich niet generen en niet de minste scrupules kennen om hun eigen geboorteplaatsen te verwoesten en te vernietigen. Dankzij dat gespuis weten de Franse rovers perfect waar er buit te rapen valt. Bij voorname burgers en brave mensen die kerkgoed en hun eigen bezittingen verstopt houden.

De inwoners van Beveren kunnen er over meepraten. Overal waar die woeste bende voorbijkomt gebeurt dat met brand, roof, moord en vernieling. Op een bepaalde novemberavond staat de brave Beverense landbouwer Filips Goudaert plots oog in oog met een Franse krijgsman die hem iets toeroept en hem dan vervolgens neerknalt. Goudaert valt dood neer in de gracht waarover hij nog wanhopig probeerde over te springen. Die moord bezorgt de Bevernaars grote schrik, van nu af aan durven ze niets meer te weigeren aan dit vreemd volk.

In Roesbrugge worden de Fransen tegengehouden door een borstwering waar de keizerlijke troepen zich verschansen en de aanvallen beantwoorden met geweervuur en enkele kleine kanonnen. De schermutselingen slepen meer dan een maand aan terwijl de kleine bezetting er in slaagt om de zowat 3.000 Fransen in bedwang te houden.

De inwoners van Roesbrugge kijken vol bewondering toe hoe die vreemde soldaten hun dorp beschermen, ze vergeten hun oude veten en helpen de Oostenrijkers waar ze kunnen. M. Ryckaseys, de eigenaar van een lokale papiermolen gebruikt zijn installatie om op vernuftige manier tekens te geven aan de Oostenrijkers. Hij draait zijn molen volgens de manier waarop de vijand aanvallen deed. Zo komt het dat deze relatief kleine bezetting de Fransen kan afstoppen en hier en daar zelfs succesvol kan bevechten. Tot de vijand uiteindelijk begrijpt wat ze hier in Roesbrugge uitmeten. Hun wraak zal verschrikkelijk zijn.

Dit is een fragment uit Boek 10 van De Kronieken van de Westhoek

Article Categories:
fragment uit deel 10
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Comments are closed.