Dezelfde Veurnambachters die twee jaar op rij aan de zijde gevochten hebben van graaf Lodewijk, gaan nu in het derde jaar precies het omgekeerde doen. Het beleg van Oudenaarde is nu volop aan de gang. De graaf zoekt soelaas bij de koning van Frankrijk. De Vlamingen moeten absoluut weer onder zijn gezag komen nog voor dat Oudenaarde zou vallen. Hij zoekt hulp en bijstand bij zijn schoonzoon, Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië. Binnen de kortste tijd trekken hele legertroepen de grenzen van Vlaanderen binnen. Filips van Artevelde beseft het gevaar en stuurt een delegatie naar de koning van Engeland.
Hij heeft Engelse hulp nodig om het Franse gevaar te bezweren. Maar de zomer loopt al op zijn einde en dus ziet Edward het niet zitten om nog in het najaar de nodige mannen te laten inschepen. Hij belooft Artevelde hulp in de lente van volgend jaar. Artevelde wil vermijden dat de Fransen de Leie en de Nieuwe Dijk zullen oversteken en laat die door veel volk bezetten. ‘Hy bevool de bruggen ende alle beschansde plaetsen daer den vyandt conde overtrecken, af te werpen’. De wethouders van de Vlaamse steden krijgen een nieuw bevel dat er nog meer manschappen van doen zijn om de Vlaamse grenzen te beschermen tegen een Franse inval. En ondertussen blijft de belegering van Oudenaarde maar doorgaan.
De magistraten van Veurne en Veurnambacht voeren de bevelen van Filips van Artevelde uit en sturen opnieuw een hele bende volk uit onder leiding van kapitein Pieter Doenen die blijkbaar door Artevelde zelf werd aanbevolen. De Franse legerleiding beraadt zich over een gepaste tactiek. Ze besluiten uiteindelijk een aanvalspoging te wagen aan de Leie ter hoogte van Komen. Na de nodige schermutselingen en gevechten verslaan ze de Vlamingen die wel met 9.000 man de Leie probeerden te verdedigen daar te Komen.
Drieduizend Vlamingen worden gedood op 10 november 1382, de hertog van Bourgondië is de Leie over en staat nu klaar om het Vlaamse land binnen te stomen. We lezen over de wreedheid van de Franse soldaten en krijgen warempel koude rillingen als we het volgende lezen; ‘soohaest de Franschen de Leye overgetrocken waren, beroofden sy het lant ende staecken alle de plaetsen op de Leye in brande. Comen, Meenen, Wervyck, Waesten ende meer andere wierden alsoo behandelt, terwijlen dat sy overal grooten buyt maeckten, namentlick van alle soorten van laeckenen die daer geweven wierden.’
De Franse koning Charles VI rukt op naar Ieper. De Ieperlingen geven zich over zonder zich te weer te stellen. Zolang ze maar lijf en goederen kunnen behouden. Ze beloven 40.000 gulden betalen als afkoopsom voor de vrijgevigheid van de Fransen. Ook Poperinge krijgt Frans bezoek en hier wordt er geplunderd dat het geen naam heeft en van Poperinge gaat het naar de buitengebieden van Veurnambacht waar de boeren en het landvolk halsoverkop en met have en goed op de vlucht slaan naar de beslotenheid van de steden.
‘Daer was alsdan de meeste beroerte in ’t lant als men oyt gehoort hadde; des te meer om dat de Franschen het lantsvolck overal soo tyrannelick behandelden.’ De inwoners van de kleine Westhoeksteden en van de kasselrijen krijgen te horen dat die van Ieper genade gekregen hebben van de Franse koning en hun stad zo maar hebben overhandigd aan de vijand, zien in dat ook dit de ene mogelijkheid is om te kunnen ontkomen aan de Franse furie. Ze vallen op hun knieën en bidden om genade.
Ze keren zich tegen de kapiteins en het volk van Artevelde die ze gevangen nemen en op een presenteerblaadje gaan afgeven aan de Franse koning die zich in de buurt van Ieper bevindt. Aanvankelijk helpen hun maatregelen geen barst. Ze beloven hem eeuwige gehoorzaamheid. Maar de spijt van de Westhoekers laat de koning onbewogen. ‘We hebben ons verbond met Frankrijk verbroken alleen maar omdat Artevelde dreigde geweld te gebruiken’. Het buikgevoel van de gewone mensen aan de grenskant met Frankrijk is weer al eens correct gebleven. Het is beter om de Fransen te vriend te hebben dan als vijand. Het is uiteindelijk de entourage van de koning die hem adviseert om die van de Westhoek genade te schenken.
Er kan een einde komen aan de roofpartijen en de brandstichtingen, er zullen niet langer mensen worden opgepakt als de Westhoek over de brug komt met een som van 60.000 gulden. De afgezanten van de Westhoek bedanken de koning voor zo veel goodwill. De kapiteins van Artevelde die ze hebben uitgeleverd, worden onthoofd. Achteraf blijkt dat de Franse soldaten het niet al te nauw nemen met de belofte van hun legerleiding om niet verder te plunderen. De ravages in de Westhoek gaan onverdroten verder; ‘sy en lieten op het lant niets achter dat hun dienstich conde wesen. De Casselrie van Veurne wiert soo afgeloopen van die vreemde benden, datter niet eene coeybeeste en bleef.
De Fransen tonen niet het minste medelijden met dit arme volk dat de zijde blijft houden van paus Urbanus. Het lijkt er sterk op dat God aan de kant van de Fransen staat in hun opdracht om alle Urbanisten te verdelgen. Filips van Artevelde zelf houdt Oudenaarde nog altijd in een wurggreep en finaliseert de uitbouw van een nieuw leger van 50.000 man die de confrontatie met de Fransen zal aangaan. Hij kiest zijn legerplaats ter hoogte van Westrozebeke, waar zijn troepen zich aan de Goudberg in slagorde opstellen.
De slag van 27 november 1382 loopt faliekant af voor Artevelde en zijn Vlamingen. Filips wordt gedood en 20.000 mannen verliezen het leven. Opnieuw breekt de keuze van de Vlamingen voor paus Urbanus hen zuur op. Het is tot nog toe niet geweten, maar de Fransen gebruiken bij hun veldslagen waar de koning bij betrokken is, altijd de auriflamme als vaandel en standaard. De koninklijke banier. In Westrozebeke wordt de auriflamme ontwimpeld, de vlag wordt gestreken, iets wat enkel gebeurd is bij gevechten tegen de Turken of de Sarazijnen of tegen ongelovige en geëxcommuniceerde mensen. Het debacle bezorgt de Vlamingen grote schrik.
De hoop op een overwinning was als een sprookje. Nu zijn de Fransen hier. Ze kunnen best hun kamp opbreken daar bij Oudenaarde en zich in veiligheid brengen in hun steden. Velen vertrekken ook terug naar Gent. Als de Bruggelingen de Fransen zien opduiken bij hun stad, weten ze hoe laat het is. Ze zenden enkele gevolmachtigden de stad uit en die worden door de koning in genade ontvangen. Ze krijgen de factuur mee voor hun medeplichtigheid: 120.000 gulden. En een verplichte eed van getrouwheid aan de lelie.
Dat doen de Gentenaars allerminst. Voor hen blijft de oorlog tegen de Fransen en allen die de kant kiezen van de graaf onverminderd voortduren. Ze krijgen een adempauze met de winter die op komst is en de Engelsen hebben hulp beloofd voor de volgende uitkom. De Franse koning ziet ook in dat alle pogingen om Gent nog tijdens het jaar 1382 onder de knoet te krijgen, gedwarsboomd worden door de koude winter.
Hij keert terug naar Parijs en laat wat garnizoenen achter in Vlaanderen om er de steden in de gaten te houden. De Gentenaars vragen militaire hulp aan koning Edward van Engeland, maar die zit in een wat ongemakkelijke situatie omdat hij in dat geval een tijdelijke wapenstilstand met Frankrijk zal breken. De pausenkwestie biedt een excellent alibi om met een leger naar het Europees vasteland te trekken.
Paus Urbanus heeft vanuit Rome opgeroepen om een heilige oorlog, zeg maar een kruistocht, te voeren tegen de ongelovigen die paus Clemens als hun paus beschouwen. De geestelijken in Engeland krijgen een bulle toegestuurd waarbij gesteld wordt dat één tiende van de kerkelijke eigendommen mag gebruikt worden voor de kruistocht tegen de Clementisten. Er komt heel wat propaganda en indoctrinatie bij kijken, maar duizenden Engelsen schrijven zich in bij het grote leger van de bisschop van Norwich dat zijn steven richt op de goddelozen in Europa.
Dit is een fragment uit Boek 3 van De Kronieken van de Westhoek


