banner
Jul 6, 2018
1936 Views

Griffels en krakstenen

Written by

Toen, 40 à 50 jaar geleden (in de jaren 30-40), een blijde gebeurtenis zich aankondigde stak de toekomstige moeder al vroeg haar licht op bij een plaatselijke vroedvrouw. Het werd als een natuurlijke gebeurtenis beschouwd en normaal verwachtte men een natuurlijke afloop.

banner

Toen, 40 à 50 jaar geleden (in de jaren 30-40), een blijde gebeurtenis zich aankondigde stak de toekomstige moeder al vroeg haar licht op bij een plaatselijke vroedvrouw. Het werd als een natuurlijke gebeurtenis beschouwd en normaal verwachtte men een natuurlijke afloop. Doktershulp werd slechts ingeroepen wanneer de nieuwkomer of nieuwkoomster zich van meet af aan als een dwarsligger of dwarsligster aanmeldde. De meeste kinderen werden thuis geboren zoals de meeste mensen toen ook nog thuis mochten sterven. Alleen wanneer ernstige problemen rezen stond men dikwijls, bij gebrek aan deskundige hulp, voor een fatale afloop.

Eens de blijde gebeurtenis voorbij werd de baby, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, door de moeder zelf gevoed. Zo kreeg hij de juiste, de meest aangepaste voeding die hij maar verlangen kon. Op deze wijze groeide ook de meest innige band tussen moeder en kind; ze waren niet meer te scheiden.

Enkele dagen later werd een gezonde baby reeds naar de parochiekerk gebracht om er, langs het doopsel om, als volwaardig lid van de kerkelijke gemeenschap opgenomen te worden. Menigmaal werd, bij de opdracht aan Onze Lieve Vrouw, de plechtige belofte afgelegd het kind één jaar lang slechts met wit en blauw te kleden, dit om alle mogelijke kinderziekten af te zweren.

Zij die reeds met een handicap moesten starten zouden het gewoonlijk niet al te ver schoppen. Gedoopt in nood bliezen al heel vroegtijdig hun laatste adem uit. De kindersterfte was nog één van de belangrijkste doodsoorzaken.

Na enkele weken trok de moeder ook kerkewaarts om er haar kerkgang te doen; om God te danken voor de goede afloop en Hem te smeken voor een verder gunstig verloop van de opvoeding.

In· zijn wiegje, onder het waakzame oog van moeder, moest de baby het nu maar alleen zien te klaren. Lange tijd bleef melk zijn enig voedsel en aan verzorging had hij zeker geen gebrek. Door de latere overschakeling naar koeienmelk konden er wel eens problemen rijzen. Heel wat runderen leden aan tuberculose en soms kwam die besmette melk bij het kind terecht met al de gevolgen van dien.

Je raadt het al, alleen oersterke kinderen konden het avontuur overleven. Na enkele weken begon het kleintje te glimlachen en later te spartelen; de ontwikkeling was voor goed op gang geschoten. Bij de eerste stappen trok de peuter op verkenningstocht doorheen het hele huis. Nu was de rust van de moeder voor goed voorbij! Allerhande gevaren bedreigden meer dan ooit haar grootste schat: de brandende kachel, kokend water, messen, … en noem maar op. Langs vallen en opstaan ervaarde de peuter heel wat nuttige zaken.

Wanneer hij niet te dicht van de school woonde zat de kans er in dat hij pas met zijn vijfde verjaardag naar school moest. Ondertussen stond moeder in voor de opvoeding van de kleuter. Zij leerde hem een kruiske maken, een wees gegroet, enkele letters en cijfers.

Sommige kinderen deden slechts hun eerste schoolervaring op in het eerste leerjaar. Op de eerste dag van het nieuwe schooljaar toerde de leerkracht rond met een stapel stenen leien en een doos griffels. Ieder kreeg zijn deel en het werk kon aanvatten.

Ik heb nog leerkrachten gekend die begonnen met het a-b-c aan te leren; een zinloos gedoe en voor de kinderen iets om hen van de eerste dagen een hartsgrondige afkeer voor de school in te boezemen. Aangezien de klassenormen heel wat hoger stonden dan thans bestond de enige differentiatie hierin dat degene die niet meekon maar moest afhaken en één of meerdere jaren moest overzitten.

Toen ik in 1944 in het derde en vierde leerjaar belandde zaten daar 14-jarigen! Of de leerstof de kinderen boeide raakte hun koude kleren niet; de kinderen waren er voor de school. Geen prettige leesboekjes! Geen gekleurde platen! De school weerspiegelde een troosteloze aanblik van wat er in de wereld der volwassenen omging.

Elke morgen werd het hele morgengebed opgedreund, de korte inhoud van wat alle christenen moesten weten en doen om zalig te worden. Zelfs een inspecteur ging er prat op dat zijn kinderen in het tweede leerjaar dat morgengebed feilloos konden overgriffelen. Na het gebed kwam de catechismus aan de beurt. Naargelang de leeftijd moesten een aantal teksten gememoriseerd worden. Of deze nu voor de kinderen bevattelijk waren of niet deed er niet toe. Het zou later wel duidelijk worden en uit de kennis moest de deugd maar voortvloeien.

Daar ging de bel en de joelige bende werd voor een kwartier losgelaten. Op de speelplaats was er van alles te zien. De werkpaarden stonden aan de muur hun griffels te slijpen (de sporen zijn nog duidelijk zichtbaar!). Met een scherpe punt zouden ze straks heel mooi kunnen schrijven. Je zag er ook een paar rond de speelplaats toeren; zij die uit verveling of onwil te weinig gepresteerd hadden. De meesten echter waren aan het spel: pakkertje, verstoppertje, kalfvel, …

In de zomermaanden, wanneer de kersen rijp waren, speelden de ‘krakstenen’ (kersepitten) een voorname rol. Bij de jongens werden zij als goudkorrels verzameld. Daarvoor stonden ze met ‘kraampjes’ – een rechtopstaand houtblokje moest met een ijzeren ring van op een afstand van ongeveer 4 meter omgegooid worden: twee pitten inleggen en vier terug …. als het lukte! Onderwijl werkte menigeen zijn boterham of ‘smoutstuitte’ naar binnen, kwestie van voor de volgende uren voldoende sterk te staan.

De weg van en naar school werd normaal te voet afgelegd. Kinderfietsen waren praktisch niet te zien, en slechts wanneer er iemand ’s zaterdagsmiddag vroeg thuis moest zijn kreeg hij moeders fiets mee. Daarmee werd rechtstaande op de trappers gepedaleerd; het zadel stond immers veel te hoog. Sommige handigen speelden het zelfs klaar diagonaal tussen het frame van een herenfiets. Hoe zij zich recht hielden blijft mij nog steeds een raadsel.

De weg bood veel afwisseling. Af en toe werd een vete met de blote vuist opgehelderd en stiekem werden er ook heel wat sigaretjes gerookt. In het najaar moesten de rapenvelden het ontgelden. Als een bende uitgehongerde spreeuwen streken zij op het veld neer. Rapen werden uitgetrokken, gekeurd … en weggeworpen …. nieuwe werden uitgetrokken. Uiteindelijk werd dé passende raap gevonden. Het loof werd op handlengte afgewrongen en de pel werd er met de tanden afgehaald. Drie, vier beten en daar ging de rest weer de gracht over. Begrijpelijk dat de boeren ernstig nadachten op welk veld ze rapen uitzaaiden.

Thuisgekomen klonk het eerste gebod: ‘Uw schoolkleren af en uw andere kleren aan en dan eten!’ Na het huiswerk, als dit er was, diende er wat geholpen met vader of moeder of kon er geravot worden. In de lentemaanden werden de hagen ijverig afgezocht naar vogelnesten. Deze werden dan veelal leeggeplunderd. Het vogelvolkje verdiende beter!

’s Avonds, en zeker niet voor volledige duisternis, werd de petroleumlamp aangemaakt. Terwijl moeder kousen stopte of ander verstelwerk deed konden de kinderen spelen of ravotten. Normaal was er niet zoveel speelgoed voorhanden. Een maal per jaar, ter gelegenheid van Sint-Maarten, kregen ze nieuw speelgoed. Dit moest dan maar een heel jaar meegaan! Tot zelfs in een 5e leerjaar stelden de kinderen nog hun volle vertrouwen in de goede Sint.

De kermis was ook een aparte vorm van ontspanning. Toen kon je nog voor een kwartje een rit op de paardemolen meemaken. Toch trachtten de stoutsten, zonder te betalen, op de draaiende molen te springen. Het spreekt vanzelf dat de eigenaar dit niet mocht zien!

’s Zaterdags was de school om 11 uur gedaan. Echter niet voor de kinderen van 9 tot 11 jaar. Die moesten dan naar de kerk voor de lering. Jongens en meisjes, onder het waakzaam oog van de pastoor, breidden er hun kennis uit over de catechismus. En alsof dat nog niet voldoende was moesten zij de zondagnamiddag naar de vespers en het lof waarna er weer lering werd gehouden. De plechtige communie bracht waarlijk de verlossing

De dag van de plechtige communie had een zeer gevuld programma. Plechtige communie tijdens de vroegmis van 7.00 uur (op O.L.Heer Hemelvaartdag) Na de mis volgde het ontbijt (toen moest men nog nuchter zijn om te mogen communiceren) en je moest er voor zorgen voor de hoogmis terug in de kerk te zijn. ’s Namiddags, te 14.00 uur, plechtige vespers en lof … of wat dacht je? en de volgende morgen plechtige dankmis.

Als geschenk kreeg je veelal een ingelijst plaatje met een plechtige communicant er op. Zou je nu eens als geschenk moeten geven!

Toch waren die kinderen gelukkig. Ze waren tevreden met wat het leven hun bood en zij grepen dit met beide handen. De lagere school had toen nog haar eigen finaliteit en de 14-jarigen gingen meestal, thuis of elders, aan het werk. In de landbouwsector kon je dan 15 fr. per dag verdienen plus kost; en als meid verdiende je ongeveer 200 fr. per maand plus kost en inwoon (één zondag in de maand vrij!). Een beroep werd veelal bij een patroon aangeleerd.

Zo ging ieder zijn gang

En hoe is het nu?

A. N. in ‘Vlietmara’ (heemkring van Vleteren) van 1979

Article Categories:
vergeten geschiedenis
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *