banner
aug 24, 2018
2090 Views

’t Sayette Wijveken

Written by

Zelden gebeurt het dat een Roeselaars handelsmens niet op zijn zaken past, dat hij ‘strontaffairens doet’, dat hij ‘mê z’n gat vul schulden zit’, dat hij ‘van ponte tuut stronte’ gaat, dat hij moet ‘uutscheen van krotte’, dat hij ‘gene roste cent’ meer heeft, en dat hij ‘gereneweerd’ is.

banner

Roeselare: ‘commercestad’!

Geen ander woord klinkt de geboren Roeselarenaar welluidender in de oren! Zijn handel, zijn ‘commerce’ en zijn ‘dagelijks brood’ zijn zijn enige bekommernis en zijn altijddurende vreugd! – Heeft hij zich, in vroeger tijd, soms wel eens een karig bestaan moeten laten welgevallen:

‘Roeselaars kostji drogen brood
smijt den duvel in d’helle dood’,

dan mag hij zich thans over een rijk verdiende welstand verheugen.

In zijn handel is de Roeselarenaar slim en ‘uutgeslapen’, hij kijkt uit zijn ogen, hij zal ‘in geen twee dijken te gare lopen’ en ”t kaas van z’n brood nie laten pakken’. Het kan zelfs gebeuren dat hij er alleen op uit is de mensen kun ‘kluten of te doen’ en hun van alles ‘ip te sulferen’. Doch meestal is hij ‘meegaande’ met zijn klanten, en is hij de koper, die goed is van ‘handgifte’, welgezind, dan kan hij er nog al eens ‘ne klak bij doen’; immers ‘het steekt zo nauwe niet’, zegt hij, ’ten komt ip geen schardingsgi’, en ‘me scheert geen koe ip een haar’, ook al is de winst zijn innige voldoening, en al geeft hij niets ‘voo nen appel en een ei’.

Aan een beginneling in de zaken wenst hij ‘veel geluk en chance ip jen voorpoten’, want hij weet dat alle begin lastig is: ‘het eeste gewin is kobbegespin’. Hij moet geduld oefenen: ‘muzen eten geen dagen’, en ‘mê tijd en stuten’ zal hij er komen! Daarom moet alles worden gewikt en gewogen en berekend; men moet zien ‘waa dat de kraaie met de belle vliegt’. Doch eenmaal het eerste aarzelen achter de rug, dan gaat hij er ‘met de vulen bustel deure’, want hij denkt ‘stout gesproken is holf gevochten’ en ‘de stoutste wezels zupen d’eiers’.

Grote moeite kan hij zich getroosten, als dan zijn bedrijf hem tenminste iets opbrengt, want zoniet ”t sop is de boon’ nie weerd’. Sommige ‘commerçanten’ hebben daarbij ‘de meeste chance van de wêreld’, en alles gaat hun glad vóór de wind: ‘dat n’in z’n hand kakte, ’t zou ne sukerkoeke zijn!’ en ‘het water wilt ól naa de zee!’.

Zij verdienen ‘geld lijk slijk’ of ‘lijk hooi’, zij ‘boeren under rijke’; en als men hen dan vraagt hoe zij het ‘stellen’, antwoorden zij, als beschaamd: ‘oet een beetji gaat, me kun’ nie klagen’. Maar ja, ‘duvels zak is nooi vul’, nietwaar? Dag aan dag gaan hun zaken beter vooruit ; zij ‘krijgen ze t’hope’, zij worden ‘smoorrijke’, en zij leven ‘lijk de ridders’. ‘Daar is beuter bij de vis!’ zeggen de buren ; ‘mê geld koop je krieken, de schonste van de markt!’ denken zij zelf. En dan dragen zij hun ‘piekers’ naar de bank, wijl voortijds de zuurverdiende ‘poenke’ in een zakdoek werd gebonden, in schouw of bed of kast geborgen, en in allerstrengst geheim nu en dan eens op de tafel uitgerold.

Zelden gebeurt het dat een Roeselaars handelsmens niet op zijn zaken past, dat hij ‘strontaffairens doet’, dat hij ‘mê z’n gat vul schulden zit’, dat hij ‘van ponte tuut stronte’ gaat, dat hij moet ‘uutscheen van krotte’, dat hij ‘gene roste cent’ meer heeft, en dat hij ‘gereneweerd’ is. Dat moet echter in vroegere tijden wel meer zijn voorgekomen, want de wetgevers hadden bepaald dat wie in schulden geraakte, vóór de stadsmagistraat ten voordele van de schuldeisers moest afstand doen van zijn goed, en alleen het hoogstnodige mocht behouden om zijn schamelheid te dekken: de ‘cessionant en sal niet meer behauden dan een beddekin, eenen rock ende huerliede daeghelycxghe uytstel tot sustentatie van huerlieden lichaem ende hueren kinderen’.

Maar in latere jaren werd hem een week tijd gegund om zijn eer te redden: ‘d’executie gheschiedende by vercoopinghe van goede zal den debiteur die moghen lossen binnen zeuen daqhen. ende zeuen nachten’, zijnde deze laatste bepaling een der enige overblijfselen uit de Salische Wet (5de eeuw) die in de Roeselaarse Costuymen bewaard zijn gebleven.

In de middeleeuwen was de allereerste vereiste om handel te mogen drijven dat men poorter was: ‘niemandt en sal binnen de voorseyde stede eenighe neerynghe moghen doen ten zy dat hy· aluooren poorter zy’. Alleen dan was het geoorloofd een winkel te openen, in de straten te venten, op de markt te verschijnen en aan de jaarmarkt deel te nemen.

Strenge verordeningen aangaande het naleven der verschillende handelsverplichtingen stonden in de stedelijke Cueren vervat. – De bakkers moesten de broden van hun bakkersmerk voorzien; zij mochten roggebrood en tarwebrood van 12 mijten, 6 mijten, 1 groot en 1 stuiver verkopen; en werd hun brood te klein bevonden, dan werd het aan de armen uitgedeeldt.

Voor elke soort bier, die door de herbergiers werd geschonken, moest vóór de deur een verschillend teken worden gehangen: twee bollen voor de ‘crabbelaere’, één bol voor de ‘cnollaert’, een bezem voor het ‘cleenbier’ en een bosseboomtak voor het vreemd of ‘vutlandts bier’.

Na het luiden van het avondklokje en ook ’s zondags tijdens de hoogmis moesten de drankhuizen worden gesloten: ‘dat niemandt drynckers haude in syn huys binnen den tyt vander hoochmisses, hoch dranck te vercoopen naerde wynwater schelle gheluut’.

Door de Politycque Ordonnantien werd de sluittijd op 9 uur in de avond vastgesteld: ‘alle herbergiers is verboden sate te houden naer den neghen uren en half emmers naer t verlaeten vande Wingheroen schelle, opde boete van zes pont p.!’

Bij de kruideniers werd boter, vet en smout verkocht; er stond een ‘mortier’ op de toonbank en een glazen bokaal met ‘korenten’; vaten met olie, azijn en siroop stonden op de grond; er was een weegschaal met kettingen en geutijzeren gewichten.

Om hun klanten aan te lokken stelden de winkeliers een veelzeggend opschrift boven de deur. In de oude tijden was het veelal de naam van het te koop gestelde handelsproduct: de ‘Gouden Schop’, de ‘Handschoen’, het ‘Ketelken’, de ‘Laars’, de ‘Schoen’, de ‘Tang’, het ‘Verguld Schaarken’, of de naam van het bedrijf: de ‘Bakkerij’, de ‘Halm’, de ‘Potterij’, de ‘Smis’, of er lag een guitige bedoeling in: de ‘Gapaard’, het ‘Hazaardeken’, het ‘Scherminkel’, de ‘Wilde Man’.

In latere tijd werd meer op de koopkracht der klanten gespeculeerd:

‘Deckmyn Cardon
maekt kaffé bon,
aen een stuiver de man
voor die betalen kan’,

en deze methode wordt ook thans nog veelvuldig toegepast: ‘In de Goedkope Winkel’, de ‘Goedkope Beenhouwerij’, de ‘Oude Goedkoop’, ‘In de Kleine Winst’, en andere meer. Ook de namen van de koopwaren schijnen nog steeds hun oude aantrekkingskracht te hebben bewaard: ‘De 1000 Velos’, ‘De Hesp’, ‘In de 100.000 Regenmantels’, ‘Matrassenhuis-Papierhuis’, ‘Stylohuis’. Maar soms komt er ook een vleugje poëzie bij te pas: ”t Hermelijntje’, ‘Melodia’, ‘Paleis der Huisvrouw’, ‘In Pek’s Schoe’, ”t Sayette Wijveken’, ‘Vrouwenrijk’, ”t Zonnefruit’. Of een tikje humor:

“Hier verjongt men menschen
by Raveschot Anne
kleermaker’

was de leus van een haarkapper, wiens vrouw kleermaakster was!

Door de boekhandel worden de literatuur, de kunst en de geschiedenis gehuldigd: ‘Hadewijch’, ‘Breughel’, ‘Roeland’. Bij sommige andere winkels evenwel is het de vraag wat met het opschrift wordt bedoeld: hoe komen de ‘Gouden Ballon’ en de ‘Tijger’ in kleergoedwinkels verdwaald?

En het ‘Kroontje’ in een fruit- en groentenwinkel? En als, bij geval, een nieuwe handel in een gekend winkelhuis wordt ingericht, waar nog het oude naambord is blijven hangen, kan men in de ‘Karpel’ groenten verkrijgen, en in de ‘Duif’ de fijnste visgerechten kopen.

Uit ‘Het Roeselaarse volksleven’ van Désiré Denys (1955)

Article Categories:
vergeten geschiedenis
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *