Kloek en gezond Kloek en gezond zijn was, bij manier van spreken, het statussymbool van […]
E wos doa e blok van en henne
en ze koakelde biekans nooit,
’t adde ’s wienters stief e vrozen
en neur gat was nog niet e dooit.
Zijn verstand zit in een schuimspaan, ’t beste loopt er deure.
Hertefretters worden niet geboren maar gemaakt.
è Vrouwe zwijgt de dingen die ze niet weet.
Twee katten aan een’ muis,
Twee vrouwen in een huis;
Twee honden aan een been,
Komen zelden overeen.
Die kakelen wil, moet eieren leggen
Iedereen kakelt en ik het het ei gelegd
Zij het kakelen en ik het ei
Wie het kakelen niet kan verdragen moet achter geen eieren vragen
Het is met dat lastig wijf altijd eieren of jongen (ze is nooit tevreden)
Op eieren zitten: op hete kolen zitten.
Hij zit op iets te broeden
Hij blijft op eieren zitten (hij durft niets vragen)
Nog 5 weken en dan is het Pasen, misschien toch al eens repeteren. We beginnen met eieren te goochelen….
Bij het oplopen van brandwonden legde men de lies (eipel) van onder eierschaal over de brandwonde en daarmee bekwam men een natuurlijke pleister, welke afschermde tegen het binnendringen van stof en bacterieën. Een liesei is een ei zonder schaal.
Eén haartje maakt geen permanente (uit één feit kan men geen algemene conclusies trekken)
Kwade klokke, kwade klepel (zulke ouders zulke kinderen)
De paster doet geen twee missen voor ’t zelfste geld (ik zal het geen twee keer zeggen)
De paster zegent zijn zelven het eerst (iedereen zorgt eerst voor zichzelf)