Rond nieuwjaar 1794 blijft het enkele dagen stil aan de grenzen. Maar op 16 januari […]
De geuzen hadden het toen inderdaad gemunt op Poperinge, schrijft Opdedrinck. Een aanslag die moest […]
Om Poperinghem efficiënt te besturen, vaardigt de abdij van Sint-Bertijns een ‘prepositius’ af. Een proost. […]
Nu moeten we dringend terug naar onze streek waar het in 1794 van langs om […]
In 1147 is de plek al uitgegroeid tot stad. Voor wie er woont en zich […]
De villa ‘Pupurningahem’ situeert zich langs de grote Romeinse heerweg. De plek zelf zit diep […]
18 juli 1592. Al de gevangenen worden vanuit hun cellen aan het Zaalhof naar het […]
Onze gedachten glijden verder weg op zoek naar de herinnering van soldaten en handelaars die […]
Hoog tijd om terug te keren naar de Westhoek. De verwoestingen na een zware storm […]
Op de hoogte van Oost-Cappel Oktober 1792. De Fransen proberen zich meester te maken van […]
Anno 1915, op de 22ste april, donderdag. De oorlog ging sedert enige weken zijn gewone […]
Naast de afwerking van mijn boek 10, werk ik nu al anderhalf jaar onverdroten verder […]
Juist buiten Reningelst-Dorp, links langs de steenweg naar Westouter, ligt de hofstede bewoond door het […]
Eerst een woordje geschiedenis. In de 16de eeuw, tijdens het opkomend protestantisme, werden door aanklevers van de nieuwe leer een aantal baldadigheden gepleegd. Deze buitensporigheden staan in de geschiedenis bekend als de beeldenstormerij tijdens de geuzentijd.
Was de streek tussen leper en Poperinge midden de twaalfde eeuw nog een onbewoonde, eenzame, eindeloze woestenij? Zo beweren de meeste geschiedschrijvers, o.a. Edmond Poullet en Victor Brants.
Maandagmorgen was het 21-jarig meisje Valerie Vandromme, van Westouter, aan het koewachten langs een wat afgelegen weg, tussen een haverstuk en een bos, toen een grensschuimer, aan het meisje niet onbekend, Michel Thibaut, 20 jaar oud.
Volgens een geacht boekwerk bestond het bisdom van Terwaan omtrent het jaar 774 reeds uit 800 parochies, verdeeld in 25 dekenijen. Men mag veronderstellen dat Reningelst onder de parochies van deze tijd begrepen was
Abt Walter krijgt problemen rond de tienden van Reningelst die het klooster heeft gekocht en betaald in juli 1251. Walter de Bareteur en zijn oudste zoon Jan die de tienden verkocht hadden, willen de transactie in 1276 terug openbreken.
Den 9 november 1800, zynde zondag, het heeft van ten 11 uren ’s morgens tot den dry uren na noen, zoo eene vervaerlyke dulle en felle wynd gemaekt dat menschen van 80 jaer oud bekennen van zulcken wynd niet geweten te hebben.
Vlaanderen was aan het einde van de 9de eeuw tot het einde van de 18de eeuw een graafschap, waarvan het grondgebied thans gedeeltelijk tot België, Nederland en Frankrijk behoort. Het was verdeeld in ‘Kroonvlaanderen’, en ‘Rijksvlaanderen’. Eerstgenoemde omvatte ‘Vlaams-Vlaanderen’ en ‘Waals-Vlaanderen’.
De heerlijkheid Zandberge, te Reningelst, was een leengoed afhankelijk van de heerlijkheid en het leenhof Oosthove te Wervik. Oosthove zelf was een leengoed gehouden van de heerlijkheid Nevele, gezeid het Ronsevaalse, die rechtstreeks afhing van het grafelijk leenhof ‘de Oudburg’ te Gent.
Bij het begin van dit hoofdstuk herhalen we de eerste wetenswaardigheden over onze kerk uit de vroegste tijden:
Men vermoedt dat er al een altaar of kerk bestond in de 9de eeuw. De geciteerde kroniek vermeldt het jaar 857.
Topografische indeling: volgens een systeem van topografische verdeling, vroeger bijna over gebruikt in Vlaanderen, werd de parochie Vlamertinge verdeeld in ‘houcken’. Er waren in totaal 23 ‘houcken’:
De nood is hoog. De armoede woekert maar verder. Het gevolg van een dramatisch slechte handel, een flauwe nering en de duurte van de voedingsmiddelen. De kerken zitten vol met biddende mensen. ‘God haal ons hier toch uit deze ellende’. Hoeveel keren zal God de vader deze vraag toegestuurd krijgen?
Het stille dorp Reningelst, een onderverdeling van de generaliteit van de acht parochiën, die zelf lid was van het oude West-Vlaanderen, werd op het einde van de 18de eeuw in beroering gebracht door een klein administratief en rechterlijk drama, waarvan de gedachtenis ons bewaard is, dank zij een bundel die neergelegd werd in het archief van de oude Raad van Vlaanderen.
Ten tijde van de Romeinse inval in onze streken die later “Het Westland” zal worden genoemd, is de streek deels grondgebied van de Menapiers en deels van de Morinen. De regio is bezaaid met immense moerassen en reusachtige wouden. De Menapi¨¨ers en Morinen leven er in armoedige dorpen (vici). Er zijn geen steden in België en van Ieper zal er de volgende (bijna) 1000 jaar geen sprake zijn.
Was de streek tussen Ieper en Poperinge midden de twaalfde eeuw nog een onbewoonde eenzame en eindeloze woestenij?