Wat, riep onze boffer, ge durft laten horen dat mijn beestjes maar vorderen als een slak tegen een boomstam. We zullen het eens gaan zien. Morgen zal ik mijn nieuwe langoor inspannen en naar Ieper rijden. Ge zult eens zien hoe ik zal vorderen, als een pijl uit een boog.
Wijtschate
Sinds enige tijd is er hier veel gesproken over het aanleggen van buurtspoorwegen, sneltreinen en andere koeken van hetzelfde deeg. Jamaar, zegde onlangs een Wijtschatenaar, die aan zijn boffen houdt las de duivel aan een ziel, wat is dat allemaal van die trams en andere snelrijderij?
Dat alles gaat voor mij nog niet rap genoeg. Ga ik uit met de ijzeren weg, de reis duurt zo lang als acht dagen en met de tram, dat zal nog een ander paar mouwen zijn; dat noem ik de dag halen met theepotjes. Ik rijd veel liever met mijn eigen dieren en daarmee kan ik wat sneller rijden en wat meer weg afleggen.
‘We weten het’, waagde iemand op te merken, ‘ge zijt zo fier met uw lopers als een katte die een darm sleept, en och here toch!’
Nu gingen de poppen aan het dansen. Wat, riep onze boffer, ge durft laten horen dat mijn beestjes maar vorderen als een slak tegen een boomstam. We zullen het eens gaan zien. Morgen zal ik mijn nieuwe langoor inspannen en naar Ieper rijden. Ge zult eens zien hoe ik zal vorderen, als een pijl uit een boog.
En waarlijk; onze man spande in en hij en zijn langoor draafden naar Ieper waar ze na een uur draven fris en gezond aankwamen. Dat was wel niet pijlsnel, maar het zal rapper gaan in het keren, dacht onze man, want het is enkel de eerste stap die kost, en alle begin is moeilijk.
Om 1u ’s namiddags rende hij reeds uit Ieper, Wijtschatewaarts. Hij reed, reed in volle vlucht dat het vuur uit de kasseistenen sprong. Want hij kwam om 3u reeds in den Diependaal aan. Daar ging de olie uit de lamp; het dier wilde niet meer voort; het was afgemat, uitgeput.
Men friste het op met een ferm stuk schapenbout, men wond het daarna eens goed op en men stelde het weer in gang. Maar onze boffer had schoon op zijn beestje te trommelen als de duivel op Geeraart, langoor haastte zich langzaam, heel langzaam.
Want de man kwam enkl om 8u ’s avonds te Wijtschate aan. Dat men hartelijk op de rekening van de boffer en zijn langoor gezwansd heeft, kunt ge gemakkelijk aan de nagel van uw grote teen gevoelen. Maar wie lachtte als een als een ezel met mostaard aan de tanden, was wel hij, die zijn beestje had moeten opwinden en het een ferme bout laten binnenspelen om in 7 uur tijd van Ieper naar Wijtschate te rijden.
Hij heeft schoon een gezicht te trekken zo lelijk als een versleten mortelbak, men zal nog dikwijls te zijnen koste giggelen en hier zullen nog vele vrolijke avonden beleefd worden.
Des te beter
–
Uit de krant van 1889 – www.historischekranten.be –


