De zeven namen van onze dagen zijn vermoedelijk de woorden die door ons mensen worden uitgesproken terwijl we er geen enkel besef van hebben waar die vandaan komen. De schrijver begint met onze zevende dag: zondag, ‘Zunadag’, ‘Sonntag’ of zoals met het leest: ‘de dag van de zon’. Deze dag werd opgedragen aan ‘Zuna’ of ‘Sunna’, de zus van ‘Sinthgunt’ (tum incantaviteum Sinthgunt Sunnaque ejus sorror). Germaanse mythologische figuren uit ver vervlogen tijden. Het Zoniënwoud herinnert ons aan het woud waar Zuna vereerd werd.
De schrijver heeft het ook over Zonnegem in de Denderstreek en Zonnebeke in de Westhoek die volgens hem identieke betekenissen hebben. In de middeleeuwen vinden we nogal wat vreemdsoortige zondagnamen terug. Zoals bijvoorbeeld in de tijd van keizer Karel; ‘Heilig licht zondag’, de zondag voor Driekoningendag die nog deel uitmaakt van de twaalf heilige nachten. De christenen geven die trouwens een anderen naam: ‘Sterzondag’. De twee eerste zondagen van de vasten worden in Henegouwen en Namen ‘behourdich zondagen’ genoemd.
Ik had het er al eerder over in deze tekst. De derde zondag van de vasten wordt ‘Stomme duivel zondag’ genoemd, een term die in verband staat met een of ander Jezus-verhaal. ‘Witte zondag’ is Pasen. Vaernewyck is er zeker van dat Mercurius vereerd werd in Odnea (het toenmalige Gent). Mercurius was gemaakt van zilver en werd daarom in Gent genoemd als ‘de witte god’. Een bewering die vermoedelijk berust op fantasie van oude kroniekschrijvers. Het is waarschijnlijker dat ‘witte god’ iets te maken heeft met de oude verering van Balder die in het noorden van Nederland en in Scandinavië vereerd werd.
In Drenten wordt ‘Swantewit’ er nu nog vereerd. De ‘god van het licht’, ook wel ‘Arkona’, ‘Swate’ of ‘Swante’ genoemd, waarbij Swate staat voor heilig en ‘Swit’ voor wit of licht. De ‘Witte god’ zou evenwel Balder geweest zijn, de lichtgod, de Noorse god van het licht en de lente. Hij was de zoon van Odin en stond bekend om zijn goed humeur en zijn zin voor rechtvaardigheid.
Moet ik dat nu als een toeval beschouwen dat Jezus Christus nu precies verrezen is op diezelfde dag van het licht? De schrijver daar in 1844 reageert op mijn kritische opmerking. Alsof hij het kon voorzien dat ik weer ambetant zou zijn. Grimm heeft het in zijn oeuvre over een ‘witten irmin god’ en vertelt daarbij dat overal waar er feesten gevierd werden op ‘zomerdag’ de meisjes altijd in het wit waren gekleed. De schrijver twijfelt er geenszins aan dat het woord ‘wit’ direct gelinkt was met het feest van de lente en dat dit gebruik zeker en vast van heidense origine is.
De benedictijnen en de kerkelijke gezagsdragers hadden er achteraf geen probleem mee om die oude heidense gebruiken zonder scrupules te gaan kopiëren en na te apen in hun (voor wat mij betreft) al even heidense rituelen. In plaats van wit getooide meisjes droegen de kindjes nu een wit kleedje op hun doopsel dat bij voorkeur doorging op ‘witte zondag’ of ‘dominica in albis’. ‘Oude kwenen zondag’, de Franstalige schrijver vertaalt die titel nog eens in ‘Dimanche des vieilles matrones’ zodat ik daar zelf dan maar ‘Matronezondag’ van produceer.
Die al te gekke dag valt blijkbaar op de tweede zondag na Pasen. De schrijver gaat niet dieper in op de betekenis ervan, dus zie ik me wel verplicht om dat zelf te doen. Het Vlaams woordenboek biedt me de antwoorden en heeft het over ‘Kwenenzondag’, een naam die nota bene in Ieper ooit ‘als ‘Quene-sondagh’ werd gevierd samen met ‘Stomduivelzondag’ op de derde zondag van de vasten. Men verbrandde de winter onder de gedaante van een oud wijf of een oude kwene. De Ieperse kinderen liepen dan met een popje met de afbeelding van een oud vrouwtje in een afgedekte korf terwijl ze zongen;
Oude quene babelboone,
Isse oudt, s’en is nid schoone;
Gheeft se doch een ey,
Daer me looptse wey.
Aan een zondag zijn enkele volkswijsheden verbonden die toch wel het vermelden waard zijn. Zo wordt een kind dat geboren is op een zondag een gelukkig kind of een zondagskind genoemd. Ja, die kennen we. De volgende niet. Wie zijn woning bouwt op een zondag trekt daar voor de rest van zijn dagen muizen, ratten, vlooien en bedwantsen aan. Wie niet werkt op zondag beveiligt zijn veld en zijn tuin van veldmuizen en muizen. Diegene die op zondag naait zal lijden en afzien vooraleer hij of zij sterft, totdat al de naden van zijn kledij ontrafeld zullen zijn. Maandag. ‘Mondag’, ‘Monday’, ‘Mändag’, ‘Mandag’.
Letterlijk vertaald als dag van de maan. De maandag was opgedragen aan Monan of Manan, een godin, en dat was de zuster van ‘Sonna’, misschien ook wel ‘Sinthgunt genoemd’. Monan was de godin van de schippers en de zeelieden aan wie de oude Germanen een dag in de week aan wijdden: ‘Monag-tag’. De Saksen zouden de ‘monans-dienst’ over het kanaal gebracht hebben waar naar verluidt de naam ‘Monday’ van voortgekomen is. Caesar schreef in zijn tijd dat de maand een Belgische godheid was.
De Edda, zowat de oudste verzameling mythologische werken uit het middeleeuwse Ijsland, beweert dat de maan (Máni) en de zon (Sól) broer en zus waren en ‘Mundilfari’ genoemd werden naar hun vader. Veel soorten van maandagen. Wie zich aansluit bij de inhoud van ‘I don’t like mondays’ van de Boomtown Rats zou beter deze opsomming overslaan. Eerst en vooral is de ‘Egyptische maandag’ een oude benaming voor ‘Verloren maandag’. Die heeft alles te maken met een ommegang die ooit gehouden werd in Vlaanderen en Henegouwen, om de vlucht van Jozef en Maria naar Egypte te herdenken.
Dat was in de tijd dat Herodus aangekondigd had dat hij al de pasgeborenen zou doden om zeker de komst van de nieuwe messias te blokkeren. En daar dus niet in slaagde, het was verloren moeite. Bij ons is het vooral ‘Verloren maandag’ of ‘Gezworen maandag’ die actueel gebleven zijn. ‘Verloren maandag’ is de eerste maandag na dertiendag. De dag heeft alles te maken met de traditie van ons middeleeuws ambachtswezen.
Gerespecteerde gildemeesters kregen de kans om één keer per jaar mee te dingen om schepen te worden in hun stad en als ze daar in slaagden dan werden ze geacht om te trakteren aan de leden van hun eigen ambacht. Geen duur banket, goedkope zaken als worstenbroden of appelbollen. De restanten van de winter kwamen hier goed van pas om de ingezworen ambachtslieden te vieren. Anno 2025 zijn de worstenbroden nog altijd populair gebleven.
Dit is een fragment uit Boek 7 van De Kronieken van de Westhoek