Ook onderstaand fragment zal te lezen zijn in deel 10 van ‘De Kronieken van de Westhoek’. Een stuk uit de handschriften van een zekere Martinus Lemeitre.
Op 20 augustus 1786 beleefden we een vreemde en beklagenswaardige historie. Het was kermis in Wervik, een uitgelezen moment voor veel jonge ‘kermispoppen’, jonge vrouwen die zichzelf goed opgetut bij ons kwamen laten bewonderen. Vandaag beliefde het God dat er een spiegel was waar al die dames zichzelf aan het werk konden zien. In het klooster van de grauwe zusters ging er om 9u een mis door, ten tijde van de hoogmis. Daar waren enkele wel ‘gekoosde’ meisjes. Zo stond er een van die meisjes onder de kandelaar van het Onze-Lieve-Vrouwebeeld, aan de linkerzijde van de muur. En vermits er daar een kaars brandde is er een weinig vuur gevallen op haar hoed dat het hoofddeksel in brand heeft gestoken, zodat ze genoodzaakt was om die haastig van haar hoofd te rukken en onder haar voeten te trappelen. Tot spiegel van alle hovaardigheid van de hoeddraagsters.
En dan kwam er een nieuw plakkaat van onze majesteit. Een geestelijk besloot dat al diegenen die bezig waren met hun religieuze studies en ook diegenen die momenteel dienden als novice en nog niet tot de jaren gekomen waren om de mis te lezen en nog minstens vier jaar daarvan verwijderd waren, kregen van de keizer het bevel om hun opleiding stop te zetten. En er kwam nog eentje bij van de bisschop van Doornik, Guillelmus Florentius heel specifiek gericht op de jonkheid: ‘niemand wie hij of zij is mag nog op straffe van excommunicatie samenkomen in herbergen om met elkaar te spreken of onderonsjes te houden. Dansen en springen in herbergen moesten ze achterwege laten. En als ze samenhokten in burgerhuizen zouden ze zich niet kunnen onttrekken aan deze straf, net zoals trouwens hun huisgenoten die er verantwoordelijkheid voor droegen. En dat een weduwe niet langer mocht slapen op de plek waar haar zoons sliepen, te weten als ze op een leeftijd is om kinderen te baren. En dat was ook verboden voor weduwnaars om in de kamer van hun dochters te slapen. Allen die in stilzwijgen plaats en ruimte gaven aan jongelui in hun woning waren medeverantwoordelijk.
26 november 1786. Een nieuwe ordonnantie had het over de behandeling van de deserteurs uit de Oostenrijkse troepen. Dat er de voorbije twee maanden al meer dan 200 soldaten gedeserteerd zijn wil toch wel wat zeggen.
7 december 1786. Een weduwe genaamd Catherine De Buf werd in Geluwe verdronken teruggevonden. Sommige mensen roddelen dat ze zichzelf in het water gegooid heeft nadat ze verlaten werd door haar vrijer. Anderen beweren dat ze vermoord is en daarna in het water gedumpt.
14 januari 1787. Volgens onze keizer mogen processen niet langer meer duren dan zes weken. En dan is er nog zijn nieuw plakkaat over de vlasverwerking en het garen. Maar liefst 52 artikelen. Het komt er op neer dat niemand nog vlasproducten of garen naar Frankrijk mag vervoeren of aan een Fransman mag verkopen. De boete voor wie daar zijn broek aan veegt bedraagt 500 gulden. Voor wie dit niet kan betalen betekent dit een gevangenis van vier jaar op water en brood. De toezieners die niet goed opletten mogen rekenen op een dubbele boete. Deze controleurs worden ook commissarissen genoemd, twee personen die men kiest uit het magistraat. Alle markten die zich bevinden op minder dan één uur van de Franse kusten moeten onder de controle van beide commissarissen staan. Ze moeten er noteren wie er die materialen verkoopt en ook de namen en toenamen van de kopers registreren. Aan de Hollandse kusten, tot 10 mijl ver in het binnenland gelden identieke maatregelen. Het is voor de bewoners in deze regio’s niet toegelaten om vlas en garen in huis te houden. Iedereen krijgt 15 dagen de tijd om alles binnen te dragen en als ze achteraf nog mee betrapt worden dan mogen ze zich verwachten aan een gelijke boete.
Ongeluk voorgevallen op 17 januari 1787. De wagen van Johannes Delmeire die rond gaat om aal op te halen is met zijn vol karteel aan de Steenakker gearriveerd en heeft daar per ongeluk een kind van een jaar of tien het hoofd in stukken gereden waardoor het daar ter plekke is gestorven.
Tien dagen na de publicatie van de vlaswet werden twee commissarissen uit de wet gekozen. Johannes Parret en Pieter Vandamme begonnen certificaten uit te geven welke naar het aanvoelen van velen de beste zijn geweest. Want terwijl ze van ’s morgens tot ’s avonds naar de steden trokken en pas laat terugkwamen op het stadhuis kregen de arme mensen nu al 10 stuivers minder voor het garen dat ze gesponnen hadden en ze moesten daar dan nog een certificaat voor betalen en er dan nog een halve dag moesten op wachten, en sommigen zelfs nog langer. Men hoorde niet anders dat er weldra een opstand van het klein gemeente zou gebeuren. Er werd dag en nacht geblauwd, het vlas was nog maar half gezwingeld, bondels, garen, alles werd illegaal over de grens gebracht. Men kan amper uitleggen hoe dat het er hier aan toeging, de ene huilde, de andere sloeg er op los, maar iedereen droeg wel de armenzak op de rug. Op 1 februari kregen de commissarissen er een te pakken die met zijn garen naar de markt van Houtem kwam. Zijn materialen werden aangeslagen en heeft die niet meer teruggezien omdat de wet van Houtem nog geen certificaten uitgaf.
8 februari 1787. De minnaars van de retorica binnen Wervik dienden een verzoek in bij de schepenkamer om permissie te krijgen om een gildehof te maken in de herberg genaamd ‘De Gouden Beurse’. Iets wat hen toegestaan werd onder het prinsdom van Paulus Driesens en meester Ketelaer. Precies een week later is het klein pachtgoed van Pieter Speybroeck ’s avonds om 21u in de vlammen opgegaan. Men zegt dat het vuur aangestoken werd en dat er sprake was van de aanwezigheid van jonge meisjes, waarom enkele jonkmannen in dronken toestand daarbinnen gevallen zijn. En dat zij de oorzaak waren van het ongeluk. Of is het huis gewoon zomaar afgebrand? Tijdens de februarimaand is er ook een moord gepleegd in Poperinge, op een plaats waar twee oude lieden samen woonden en er een ijzerwinkeltje openhielden. Dat gebeurde al na 19u omdat de winkel in de winter dan al gesloten was. Rond deze tijd kregen ze het bezoek van een kind dat om een handvol nageltjes vroeg. De dieven hebben van de open deur geprofiteerd om er binnen te dringen en hebben daar jammerlijk alle aanwezigen vermoord.
De boter blijft tijdens februari schaars en kost 12 gulden per 5 vierendelen. Volgens onze majesteit mogen de wagens tijdens de winter niet meer dan 5.000 pond gewicht vervoeren, dat mag in de zomer maximaal 8.000 pond zijn. Op 5 maart 1787 verschijnt er een nieuw plakkaat van de keizer i.v.m. de stichtingen in zijn rijk; armenscholen, kapellen, geestelijke huizen en andere organisaties. Ze moeten nu allen oplijsten wie hun stichter was, wat hun inkomen is, de namen en voornamen van de mensen die er werken of verblijven, de plaats waar ze te vinden zijn, de naam van de baljuw van hun woonplaats of heerlijkheid.
Op 8 maart 1787 is Pieter Hasebrouck te Komen verongelukt, maar hij was woonachtig in Wervik. Ik mag in de herinnering laten voor de volgende eeuwen dat het nog nooit gezien noch gehoord geweest is welke pijnen deze mens geleden heeft bij het aanvoelen van velen. Vermits hij kalkbrander was van zijn stiel en te Komen op een oven werkte met twee anderen. ’s Morgens rond 4u is hij volgens de oude gewoonte het kalk gaan trekken en als hij wat getrokken had bleef het wat steken. Zo is hij van boven gegaan om er in te roeren met zijn priem. Want er was al een korst op de oven gebakken. Door de eerste slag die hij op deze korst gegeven heeft is de priem daar door geschoten en is hij er zelf in gevallen. Hij kon er niet seffens uit geraken omdat hij daar dan alleen was en terwijl hij probeerde om zich te bevrijden zijn de meeste kleren aan zijn lijf verbrand, hij verloor een oog, zijn voeten en zijn handen waren gekrompen en toch is hij er levend kunnen uitgekomen en is hij naar zijn bed gegaan waar hij gehoord werd door zijn lamenteren. Ze vroegen hem of hij niet beter naar het hospitaal van Komen of Wervik moest vervoerd worden. Hij verkoos om naar dat van Wervik te gaan. Men heeft direct een boot klaargemaakt en zo hij naar Wervik gevaren naar het hospitaal waar hij nog slechts enkele uren geleefd heeft.
Volgens een plakkaat van 30 maart 1787 werd het Nederland ingedeeld in negen delen waarvan er in ieder deel een gouvernement zou worden gemaakt. Al de lopende processen moesten voor het begin van mei voltrokken en afgehandeld zijn. Twee weken later kregen de inwoners welgeteld twee maanden tijd om al hun renten, obligaties, leningen van geld kenbaar te maken bij het hof van Brussel. En daarbij moesten ook al de jaarinkomens van de arbeiders bij de kerkbaljuw worden aangegeven.
11 april 1787. In Zandvoorde legde men de eerste steen van een nieuwe kerk. Dat gebeurde door mijnheer Bequaes de pastoor van de parochie. Deze kerk werd voltrokken en gewijd op 28 oktober 1787 door zijne hoogwaardigheid Karel Alexander d’Arenberg, de bisschop van Ieper. Op de 17de april verongelukte Bernaerds Ferrands. Omdat de keizerskermis op komst was, ging hij naar de kerk om er te borstelen. Dat deed hij met een hefbak en als hij die bak tot op zekere hoogte had opgewonden is er een spil of een wiel gebroken zodat hij van boven tot op de grond gevallen is. Daarbij brak hij een arm en een been en geraakte zijn schouder uit de kom. Ze hebben de man naar zijn huis gedragen. De geneesmeesters en chirurgijnen konden hem niet herstellen en hij is daar twee dagen blijven liggen. Ze hebben een meester-chirurgijn van Rijsel gehaald dewelke op een half uur tijd alles in zijn plaats gelegd heeft.