Hier verkoopt met pijpen

Cafédochters,
brouwerspeirden
en meulenaars koeien
daar en is geen gewin aan de doen
–
’t Is t’ herdoen zei Djoos
en hij maakt è kromme vore
–
Het domste hoofd
ligt dikwijls op ’t beste kussen
–
Het geen men rooft
of vindt, of erft
men laat het al,
wanneer men sterft
–
Joen herte lacht niet elke keer
o joene mond lacht
–
Het hoofdje mooi,
en d’ reiste vooi, rooi en strooi
–
Hier verkoopt men pijpen;
kleene stelen
maar grote stelen meer..
–
Hij heeft een haartje
van ze vaartje,
en è snoertje
van ze moertje
–
Hoe gieriger mond
hoe armer herte
–
Hoe hoger de zolder
hoe lager de grond
–
Hoe lelijkeren aap
hoe schoonder jongen
–
Hoe meerder huis

hoe meerder kruis
–
Honger leert de katten muizen
–
Hooge klemmers,
verre zwemmers,
zeere schaverdinerds op het ijs
en zijn al te gare niet wijs
–
Houdt elken dag voor den lesten
en maakt elken dag u den besten
–
Huizen zijn ruizen,
landen zijn panden,
renten zijn tormenten
–
Elk zijn gedacht zei vader,
maar ’t mijne is ’t beste
–
In ol de landen
bijten de honden
en lasteren de monden
–
Is de katte niet thuus
zo krevelt de muus
–
Hij slacht van de schildpadden
è ’n is overal thuus
–
Kalf kan koe worden
maar nen ezel blijft nen ezel
–
Kele drinkt wijn,
de mond spreekt Latijn
–
‘k Heb lieven een duif aan mijn klinke
dan een luistervinke
–
Kinders die willen,
krijgen up hulder billen