Woensdag, 1 juli om 7 uren ’s morgens, heeft Karel-Lodewijk Kastelyn, te Ieper, de schelmstukken geboet voor dewelke hij door het assisenhof van West-Vlaanderen was ter dood veroordeeld geworden.
De halsrechting van Kastelyn
Woensdag, 1 juli om 7 uren ’s morgens, heeft Karel-Lodewijk Kastelyn, te Ieper, de schelmstukken geboet voor dewelke hij door het assisenhof van West-Vlaanderen was ter dood veroordeeld geworden.
De dag te voren, in de vroegen morgen, was reeds het gerucht met bliksemsnelheid verspreid geworden dat de strafuitvoering gisteren zou plaats grijpen. De tijding er van was bij telegrafiek-bericht te Ieper aangekomen.
Dinsdagnamiddag om 5 uren, berichtte de bestuurder van het gevang van Brugge, waar Kastelyn was opgesloten aan de veroordeelde, dat hij nog slechts zijn betrouwen in God moest stellen, dat zijn voorziening in cassatie en in genade waren verworpen, dat hij nog diezelfde avond naar Ieper zou vervoerd worden om er den volgende dag zijn straf te ondergaan. Kastelyn die sedert zijn veroordeling niets verloren had van die stoefferij en grootspraak waarvan hij tijdens de debatten zo vele bewijzen had gegeven, vernam die verschrikkelijke tyding met eene schijnbare kalmte, maar zijn wezen was zeer bleek geworden en zichtbaar ontsteld. Ik verwachtte er mij aan, zegde hij, ik heb liever morgen te sterven dan hier in dit droevig gevang te moeten wegkwijnen.
Enige tijd nadien zegde Kastelyn vaarwel aan zijn ongelukkige vrouw. Dit afscheid was zeer kortstondig. hij heeft zijn vrouw met uitstorting des herten omhelsd, haar zeggende van zich te troosten in de overtuiging dat bij onplichtig stierf en haar aanmanende, wanneer zij hare vrijheid zou teruggekregen hebben, van goede zorg voor haar drie kinderen te dragen en hen in de baan der deugd op te leiden.
Kastelyn en zijn vrouw weten niet dat de oudste van hun drie kinderen onlangs door het gerechtshof van Ieper is veroordeeld geworden om, tot de ouderdom van 21 jaar in een verbeteringshuis te worden opgesloten. Dit ongelukkig kind is voorlopig opgesloten in hetzelfde gevang als zijn vader en zijn moeder, en wist niets van het hartscheurend toneel dat op enige stappen afstand plaatsgreep.
Kastelyn is vervolgens in een celrijtuig naar de statie gebracht, alwaar hij is geplaatst geworden in een rijtuig van eerste klas, vergezeld van drie gendarmen, van de eerwaarde heer Vande Walle, aalmoezenier van het gevang van Brugge, en van den eerwaarde pater Platteau.
Gedurende de hele reis van Brugge naar Ieper, heeft Kastelyn een grote onverschiligheid aan den dag gelegd; hij heeft zich gedragen, zegt een van zijn reisgezellen, als een man die naar de kermis gaat, zich niet bekreunende met het vreselijk doel van zijn reis. hij heeft eerst een sigaar gesmoord, welke Mr Vande Walle hem gegeven had. Deze gezegd hebbende dat het een sigaar was van 15 centiemen, heeft Kastelyn hem geantwoord: ge zijt wel gelukkig, gij, van zulke goede en zulke dure sigaren te kunnen roken, ik, ik moest mij tevreden houden met voor 7 centen tabak voor de hele week.
In de statie van Roeselare heeft hij een glas water gevraagd en gedronken, dan heeft hij een pijp gerookt, altijd maar redekavelend met zijn reisgenoten. In de statie van Kortrijk waar de trein is aangekomen om 8 uren 20 min., heeft hij een tweede glas water gedronken en een koek gegeten. In de statie van Kortrijk was een grote menigte volk bijeengedrongen, hijgende naar de aankomst van de trein die den veroordeelde bevatte. Maar de gordijnen van het rijtuig bleven zorgvuldig neergelaten. Kastelyn het gerucht vernemende dat men buiten hoorde, heeft meermaals aan de gendarmen gevraagd om zich aan het portel te plaatsen. Een bediende van den ijzeren weg verplicht geweest zijnde, om reden van dienst, in het rijtuig te treden, heeft Kastelyn gevraagd om welk uur hij te Ieper zou aankomen. Rond 10 urur, antwoordde de wachter. Nog zo lang, zegde Kastelyn, ik wilde er reeds zijn. Ik verveel me op den ijzeren weg.
In al de staties, te Menen te Wervik, te Komen, wachtte eene grote menigte de doortocht van de trein af, waarop zich ook de afschruwelijke guillotien bevond.
In de statie van Ieper was het nog erger, de menigte was zo groot dat de reizigers uit de trein niet konden geraken. De gendarmen konden de veroordeelde met moeite tot aan het celrijtuig brengen. Kastelyn die het zinloze kapootje droeg, had veel moeite om zich te bewegen. Hij zegde tot de gendarmen: ‘help mij toch om op en af te treden, of ik breek mij nog de hals, en dan zult ge hem niet meer moeten afsnijden.’
Het was 10 uren ’s avonds, de nacht viel in, men kon de wezenstrekken van Kastelyn niet waarnemen en de menigte rond het rijtuig geschaard, volgde den stoet tot aan het gevang. Onderweg verzocht Kastelyn de gendarmen van hem niet te verlaten. ‘Ik zie de gendarmen van Ieper niet graag’ zei hij; ‘zij zijn te stout’.
Het gevang binnentredende zegde hij met zijn gewone grootspraak: ‘Hier ben ik’.
In zijn cel gebracht zijnde, heeft hij gevraagd waar Goebe was, ‘die schobbejak’; hij is de fout van alles, voegde hij er bij. Goebe is een van de wachters van het gevang van Ieper, die de justitie op het spoor der medeplichtigen gebracht heeft, en is de ergste getuige tegen Kastelyn geweest.
De bestuurder hem gevraagd hebbende of hij iets wilde eten, heeft Kastelyn geweigerd, zeggende dat hij zeer goed gegeten had te Brugge. Dan werd de deur van zijn cel gesloten en op het register van het gevang werden deze noodlottige woorden geschreven:
‘Nr 1249 Kastelyn, Karel, dagloner, oud 42 jaren geboren te Elverdinge, veroordeeld tot de dood door het assisenhof van Brugge, passagier, neergezet in het arresthuis voor een nacht om ter dood te worden gebracht.
Men zou zeggen dat die koude en naar bloed riekende woorden daar door een hand van 1793 zijn neergeschreven.
Te middernacht heeft de procureur des konings van Ieper, bijgestaan van zijn griffier, aan Kastelyn het vonnis voorgelezen waarbij zijn voorziening in cassatie was verworpen net zoals de verwerping van zijn vraag tot genade. Hem gevraagd hebbende of hij niets te zeggen had heeft de veroordeelde ‘neen’ geantwoord. Dit woord herhaalde hij ’s anderendaags morgens aan de onderzoeksrechter;
De ganse nacht ging zonder slapen voorbij voor de veroordeelde. hij sprak over verscheidene zaken met de twee priesters, met den eerwaarde heer De Blauw, aalmoezenier van het gevang van Ieper, met twee gendarmen en twee wachters.
Om 2 uur zegde men hem dat hij zich moest voorbereiden om te sterven en zich met God verzoenen. Kastelyn zegde dat hij gereed was. Hij verkoos tot biechtvader de eerwaarde pater Platteau.
Bij het krieken van de dag, ontving hij voor de laatste maal de heilige communie, tijdens de mis die voor zijn ziel werd gelezen, in tegenwoordigheid van de gevangenen en van heel het personeel van de gevangenis.
Alsdan ving een hartroerend schouwspel aan. De achtbare priester, die de mis deed, beklom de preekstoel en aanzocht met een door de aandoening gebroken stem de aanwezigen om met hem de gebeden van de stervenden te lezen, over een mens die in hun midden was neergeknield, nog vol leven, kracht en gezondheid en die nochtans binnen weinige ogenblikken zich in de eeuwigheid zou bevinden.
Zijn laatste woorden vergingen in eenen pijnlijke snik waarop een luide siddering antwoordde ontsprongen uit de gedrukte borsten en die noch de heilige majesteit der plaats, noch het onverbiddelijk ordewoord van het gevang hadden konnen bedwingen. Kastelyn alleen doorstond met vastberadenheid, zonder zichtbaar teken van ontroering noch van zwakheid, die wrede beproeving, misschien de pijnlijkste van alle die de lange doodstrijd van een veroordeelde vergezellen.
Zijn krachtdadigheid verliet hem toen hij, na de mis, zich in de tegenwoordigheid bevond van zijn twee jongste kinderen, die hem gedurende de nacht door hun grootmoeder waren aangebracht. Kastelyn rukte hen beurtelings van de grond, knelde hen tegen zijn hijgende borst, onder een vloed van tranen, en gaf zijn vaderlijke zegen aan die kleine ongelukkige schepsels, oud het ene 5, het anderen 2,5 jaren. Dit toneel verbrijzelde het hart, zelfs dat van de gerechtsdienaren. De onnozele wezen werden weggebracht.
Van dan af was Kastelyn als sprakeloos geworden. Enkel bedankte hij nog de menslievende priesters en den bestuurder van het gevang voor hun zorgen en hun goedheid gedurende de nacht van waken die ze naast hem hadden doorgebracht. Hij doorstond zonder ijzen de afschuwelijke operatie der toilette, zijn gedachten waren niet meer op deze aarde.
Moeten wij het zeggen in ’t voorbijgaan? Bij het verlaten van het gevang, wist de schoonmoeder van Kastelyn het diep medelijden te benuttigen dat de kinderen van de veroordeelde inboezemden. zij geleidde hen van straat tot straat gedurende de hele ochtend en ontving aldus talrijke aalmoezen.
Het schavot was opgericht op het plein der krygsverrichtingen, beter te Ieper gekend onder den naam van Liefdeplein. (Minneplein). Bij het eerste schemerlicht stond daar reeds een dikgepakte menigte, toegesneld van verscheide uren in de omtrek, het plein en zoals altijd waren de vrouwen in meerderheid. Een afdeling van het 11de lignie regiment heeft dan post gevat rond het afschuwelijk gevaarte dat men de guillotine heet.
Om 7 uren klokslag, zijn de poorten van het gevang nabij het plein gelegen, geopend geworden, een gesloten celrijtuig kwam naar buiten, omringd van talrijke gendarmes te paard, onder de bevelen van de wachtmeester Prismée, een van de voormaamste beschuldigers tijdens het proces. Op het ogenblik dat het rijtuig voor het moordtuig stilhield, hoorde men een ijzingwekkend trillen onder de menigte.
Kastelyn beklom met vaste stap de trappen van het schavot, de doodskleur verfde zijn gelaat. hij wierp een vlugge oogslag op het mes, en heeft een laatste maal het Christusbeeld gezoend dat zijn biechtvader tegen zijn lippen drukte.
Een ogenblik later meldde de doffe slag der driehoekige slachtbijl dat Kastelyn zijn schuld aan de menselijke rechtveerdigheid betaald had, en zich voor de goddelijke vierschaar bevond.
Op dit teken wierpen de twee geestelijken, die de ongelukkige vergezeld hadden tot het laatste ogenblik van de boetedoening, zich op de knieën terwijl ze voor het slachtoffer de goddelijke genade afsmeekten. Door een onweerstane macht aangedreven gebed van de werktuigen van de menschelijke rechtvaardigheid samensmeltende met die van de vertegenwoordigers van de goddelijke gratie;
Bij dit toneel zo zeer geschikt om te ontroeren, heeft de ontelbare menigte die het plein overdekt insgelijks de knieën gebogen en gedurende eenige minuten, heerste er een ware en plechtige stilte. De handen waren samengevoegd en al de lippen, bleek van aandoening, murmelden een vurig gebed voor hem die gestorven was tot boete van een groot schelmstuk;
Enige minuten later, werd de kist, geleverd en toegenageld door de broeders van liefde, zonder geleide, naar het kerkhof gevoerd. De menigte ging langzaam uiteen, terwijl de schrynwerkers het bloedig werktuig van de dood afbraken.
De onafhankelijke – 5 juli 1863 –