banner
sep 4, 2018
1960 Views

Doe de voordeur open!

Written by

Mijn vader werd geboren te Zonnebeke in 1844. Hij ging naar school, als men dit zo mocht noemen, tot aan zijn elf jaren. Dus tot na zijn eerste communie. Hij kon dan een weinig in de gazet lezen en wat schrijven zoals men sprak.

banner

Het leven van mijn ouders

Mijn vader werd geboren te Zonnebeke in 1844. Hij ging naar school, als men dit zo mocht noemen, tot aan zijn elf jaren. Dus tot na zijn eerste communie. Hij kon dan een weinig in de gazet lezen en wat schrijven zoals men sprak. Zo schreef hij bijvoorbeeld zijn naam Henri als ‘Aree’. Charles was ‘Sarele’, enzoverder.

Van dan af moest hij beginnen werken, eerst op het hofstedeke dat zijn vader bewoonde. Als dieren hadden ze een grote ezel om het landwerk te doen en ook een tweetal koeien. Na enkele tijd trok hij mee met de ploeg kasseileggers als diener om op die manier ten volle de stiel te leren.Deze ploeg trok dan van de maandag vroeg naar Diksmuide, Veurne of de zeekust volgens de uit te voeren werken.

Ze waren nog voorzien van twee kruiwagens, al het nodige alaam, zijnde ijzeren kasseihamers, ijzeren stampers, ijzeren hefbomen, schoppen en spaden. Ze werkten 12 uur per dag en dit van de dinsdag tot de zaterdag om dan naar huis te komen tot de volgende maandagmorgen. Geen treinen of trams, alles moest te voet afgelegd worden.

Op achttienjarige leeftijd was hij de stiel volledig kundig en werd door de edele heer de Meulenaere, die benopemd was als burgemeester te Moorslede, benoemd tot kantonnier met een jaarwedde van 700 frank. Op dat ogenblik trok hij naar Ieper voor de loting in verband met de militaire dienst. Hij trok een laag nummer maar zijn vader kocht een vervanger om zijn loopbaan niet te breken.

In 1864 werd de ijzerweg gelegd van Ieper naar Roeselare. Als de grondwerken gedaan en de sporen geplaatst waren, verkreeg hij van de heer de Meulenaere de toelating al de overgangswegen te kasseiden voor de ijzerwegmaatschappij genaamd ‘De Vlaanders’. Hij kasseide alles rond het nieuw statiegebouw van Moorslede-Passendale, alsook alles rond de wachthuisjes langs de lijn.

Even later vroeg de burgemeester, die soms grote diners of soupers gaf, hem te willen voorzien van het nodige wild. Vader trok dan ’s avonds naar het Polygoneveld, waar zijn ouders woonden, deed ’s nachts een kleine klopjacht met zijn broers in de omliggende bossen. Vroeg in de morgen was hij reeds te Moorslede terug en ging op het kasteel de Koekuit zijn buit afleveren, die hij onder zijn grote blauwe kiel weggeborgen had. Na een tweetal uren gerust te hebben ving hij dan aan met zijn dagelijks werk.

Het jaar nadien, dus in 1864-1865 werd de nieuwe kasseibaan Moorslede-Passendale gemaakt net zoals de nieuwe kasseiweg Moorslede-De Ruiter. Van al deze werken was hij de opzichter. Vele jaren later, onder het bestuur van burgemeester Leon Bonte maakte hij een twintigtal kilometer besteningswegen.

Hij voerde deze werken uit en was de grote ploegbaas van een tiental werklieden. Zelf werkte hij mee als voor twee mannen. Het was zo een sterke man dat hij op zekere dag de berg van de Scherminkelstraat naar Stadendreve, die toen nog een aardeweg was, opklom met een gewicht van 380 kilo graan op zijn kruiwagen.

In zijn herberg mocht er niet gevloekt worden. Op een zekere dag was een jongeling van een 25-tal jaar en wegend meer dan 80 kilo, aan het kaarten. Hij trok er een vloek of twee door zoals op de Schouthoek , maar zijn medespelers zegden hem; ‘hier vloekt men niet anders zou het kunnen slecht aflopen!’.

Vader, die er niet ver vanaf stond, hoorde een derde vloek, stond recht, greep man en stoel en riep naar moeder; ‘doe de voordeur open’. Hij daalde met zijn gewicht de twee trappen van de hoge herbergzaal af, stak hem door het deurgat en wierp hem op de aardeweg tussen onze woning en de schoolgebouwen, stak de deur dicht en ging op zijn gemak zitten bij de verblufte verbruikers.

In 1872 was hij gehuwd met Philomene Vandenabeele en bewoonde van dat ogenblik de herberg ‘Het Brouwershof’ tot in 1889. Hij had dan de herberg ‘Het Paradijs’ gepacht, die bestond uit een lage en een hoge gelagzaal. Voor de herberg ‘Het Brouwershof’, die gelegen was op de hoek van de Roeselarestraat en de Marktstraten, dus de kant van de kerk, was een groot plein waar gemakkelijk plaats was voor een tiental paarden en kamions, meestal geladen met kruidenierswaren voor de Westhoek.

Deze plaats was geschikt om de boevers toe te laten hun paarden te voederen en wat uit te rusten. Op dit plein was er in de voorgevel een speciale WC voor die boevers. De WC voor onze familie en andere verbruikers was gelegen achter de woning. Dit alles bracht veel werk voor mijn alleenstaande moeder die ten volle in het kweken van de kinders was.

Daarbij waren er op de verdieping nog vergaderingen voor de toneelmaatschappij ‘De Fretters’, enzovoort. Het bier moest dan per pint of kan uit de kelder gehaald worden. Flesjes bestonden toen nog niet. Veel hoge lieden, zoals mijnheer Gustaaf Pedro de Gheest, moesten soms een tijdje aan de wieg trekken, terwijl moeder een glas bier uit de kelder haalde.

Mijn moeder was ongeletterd omdat in de school niets anders gedaan werd dan leren speldewerken, zingen en bidden. Na haar eerste communie moest zij reeds het huiswerk doen omdat haar moeder toen al gestorven was.

Haar vader Martinus bewoonde een kleine hofstede, had een klein ezeltje om zijn velden te ploegen. Na haar huishoudelijk werk moest zij op het veld helpen met haar vader, die hovenier was en zaden en planten opdeed, welke hij elke zaterdag met zijn ezeltje en kar te Menen op de markt bracht.

Geschreven door Georges Bouten (Verhalen en Geschiedenissen van de gemeente Moorslede)

Article Categories:
van onder het stof gehaald
banner
http://www.dekroniekenvandewesthoek.be

Vlaamse geschiedenis zoals je die nog nooit beleefd hebt!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *