’t Is een baanvrouwe. – Vrouw die zich thuis verveelt, haar huis ontvlucht en op gang is langs wegen en straten om er te commeren met bekenden. Ook sleepteele, strateleure, djaksteert, sleepège genoemd.
–
Langs de bane blijven hangen is je verhangen. – Die veel café’s bezoekt langs de baan gaat zijn ondergang tegemoet.
–
Babbelen en tateren lijk ne schuttelwasscher.
–
Hij is het brakende-beu.
–
Je moet doen lijk de koeien, tot tegen de grond bijten. – De goede kans die je gegeven wordt totaal benutten.
–
Hij blies in onze beuze. – In de bus, in de beurs blazen: zich geldelijke offers getroosten. Hier totaal andere betekenis : Hij sprak in ons voordeel, het was wind in onze zeilen.
–
Om boer te zijn moet je hazepoten hebben en een zwijnemage. – Rap van hand en rap van tand en niet kieskeurig zijn in de spijzen.
–
Hij is met de bolle begraven. – Niet kerkelijk begraven. Bij kerkelijke begrafenis heeft de lijkkoets als christelijk symbool een bol met kruis. Bij burgerlijke begrafenis ontbreekt het kruis, de koets draagt alleen de bol.
–
Buiken maar niet beuren. – Ter plaats, aan tafel, opeten, geen eten wegmoffelen voor thuis. Het roept de raadselwoorden op waaronder een bepaald persoon schuil gaat: dat buikt, dat beust, dat bidt … ?
–
Ne beschaamde kop staat op ne legen buik. – Wie beschaamd is aan tafel gaat met honger naar huis!
–
Al buiten mooi, al binnen schooi. – Trotse rijke familie, die door de omstandigheden tot armoe vervallen, toch uiterlijk haar vroeger trotse standing wil bewaren.
–
Zaterdag, waterdag, late noene en ’s avonds gelddag. – Zo was het vroeger!
–
Kopdagen zijn stropdagen. – Op koopdagen, batjesdagen, wordt men bedrogen.
–
Dat is de dief kweken in de boogaard. – Andere versie voor: de kat in de kelder kweken.
–
Wat moeten we doen? Lijk d’ hennen, broên! – In moeilijke omstandigheden geduld uitoefenen. Een variante: Je moet doen lijk Jan Capoen, jounen tijd uitdoen. Spreuk stammend uit de soldatentijd, tot iemand die niet gaarne dienst deed; ook gebruikt als troostspreuk voor vrouw die lijdt onder de zwangerschap.
–
Hij is doof lijk d’hennen in oest – Zolang het om baat gaat is hij doof… totdat men dreigt met dwangmaatregelen. Gelijk de hennen die zich te goed doen aan de korenzanten op de haag: luidop tieren helpt niet … totdat men ze wegjaagt met een wis.
–
Loop naar den duivel achter een kruiske. – Deze spreuk slingert men in het aangezicht van iemand die je in zaken bedrogen heeft en terugkeert om zaken te doen. Loop naar de duivel om de zegen over uw wandaad.
–
Als je met den duivel wil pap eten moet je ne lange lepel hebben – Als je met een sluwe kerel te doen hebt, moet je voorbereid zijn op alle mogelijkheden.
–
Je doet dinne (dunne), ’t loopt van de schippe. – Je kletspraat is het beluisteren niet waard.
–
Hij is altijd de eerste en de laatste en ’t vuiltje van de pot. – Hij is de grote werker en bezieler bij het inrichten van een feestje. Nadien moet hij nog alles opkuisen en krijgt nog ondank toe.  –
Eten met je vijftanders. Pop. Eten met je tien geboden. – Met je handen eten.
–
’t Moet niet altijd geen gaaiêten zijn. – gaai : flink, knap. Hier, kloek, vet.
–
Wien z’n ezel zal dat trekken? – Welke domme wroeter zal zich doodslaven om al die schulden te betalen.
–
We zijn nog tafelfamilie. – Familie van aangetrouwde familie die elkaar nog eens ontmoeten aan tafel bij een begrafenis van een familielid,
–
Enige Fransche onzevaders kraken. – Vloeken.
–
Hoe gaat het? Alzo, nog een beetje tussen stoelen en banken. Alzo, tussen de gerre en de deure. – Nog wat krachteloos, me steunend op stoelen bij ’t gaan …
–
Het is à l gapen en geen bijten. – Ze komen wel kijken maar kopen niet…
–
Swatelen gat-uit, gat-in. – Wat men noemt ‘compensatiepraat’. Altijd maar tateren over onbenullige dingen om zijn onkunde te verbergen maar de naam te hebben de grote woordvoerder te zijn.
–
Met een goed gedacht en een paar grote kloefen kun je over ’t water gaan. – Met een beetje hoop op redding werk je voort in een noodsituatie
–
Ge zit hier in geen kwa gelage. – Troostspreuk tot iemand die in een huis lang moet wachten op de persoon die hij wil spreken. – Kwa gelage: slechts gezelschap dat uw geld zal aftroggelen.
–
Ik dele niet gaarne, ‘k heb het liever al. – Spreuk van een gierigaard bij een erfenis.
–
God is god en geld is god en half. – Het geld is oppermachtig in de wereld.
–
Als er een graat tusschen je tanden zit kun je niet doorbijten. – Als je zelf fouten hebt gemaakt, mag je geen bitsige opmerkingen maken over de fouten van anderen.
–
Ze mag geen haartje zien liggen of ze moet weten. van welken hond het is. – Waar sprake was van een jaloers, achterdochtige echtgenote.
–
Haat en nijd, glorie en krediet. – Waar een bepaald ‘modern’ mens negatief getypeerd wordt.
–
De heren zijn stinkers en de zotten zijn blinkers. – Sommige ‘heren’ zijn hard en onbarmhartig, andere voeren domme glorie.
–
Den deên heêt d’horloge overwrocht. – Te veel gewerkt, zich doodgewrocht.
–
Ge kunt geen ijzer breken met handen. – De koppigheid van een kind kun je niet breken door te slaan.
–
M. Vermeulen in Biekorf van 1977
Article Tags:
baan · beschaamd · beu · braken · buik · buiken · gelddag · hangen · kat · kelder · kletspraat · kop · kruiske · leeg · ondergang · rap · schotelwasser · spreekwoorden · tand · verhangen · vroeger · waard · waterdag · zaterdag · zwijnenmaagArticle Categories:
Verweerde spreekwoorden

