Het hoofd scharten zonder jeuken (zich in verlegenheid bevinden, radeloos zijn)
Hij heeft het hoofd van een geirnoare (hij heeft niet veel verstand)
Hij heeft een hoofd lijk een ijzeren pot (hij heeft sterke hersenen)
Hij kamt hem het hoofd met een stoel (hij rost hem af)
Ken je deze spreekwoorden nog?
* Het hoofd scharten zonder jeuken (zich in verlegenheid bevinden, radeloos zijn)
* Hij heeft het hoofd van een geirnoare (hij heeft niet veel verstand)
* Hij heeft een hoofd lijk een ijzeren pot (hij heeft sterke hersenen)
* Hij kamt hem het hoofd met een stoel (hij rost hem af)
* Wie geen hoofd heeft, moeten benen hebben (zegt men aan iemand die iets vergeten is en moet terugkeren)
* Zijn hoofd loopt op stelten (hij is helemaal in de war)
* Hij heeft de haver in zijn hoofd (hij is dronken)
* Hij heeft een krulle in zijn hoofd (last hebben van kuren en grillen)
* Hij zit met wind in zijn hoofd (hij vleit zich in hersenschimmen)
* De bovenkamer is niet bewoond.
* Zijn bovenkamers staan te pachte (zijn geestelijke vermogens zijn gekreukt)
* Hij heeft een stalen voorhoofd (hij is onbeschaamd en heeft geen last van blozen)
* Hij loop met zijn hersens up zijn hoed (hij is niet wel bij zijn hoofd)
* Hij heeft een scheure in zijn hersens
* Hij zette zijn aanzichte in den derden plooi (hij keek plots ernstig)
* Hij trekt een aanzichte lijk nen boer die zeer aan zijn tanden heeft
* Hij is geboren met een gouden lepel in zijn mond (hij is rijk geboren)
* Hij kan zijn kaken goed roeren (hij kan het goed uitleggen)
* Hij houdt zijn tonge voor zijne mond (hij zegt niet wat hij denkt)
* Hij heeft een slappe lippe (hij is dorstig van natuur)
* Zijn tanden doen al lange geen zeer meer (hij is al lang overleden)
* Hij is met zijn neuze in de moaze gevallen (hij is mislukt)
* Hij heeft een goe snee onder de neuze (hij kan goed praten)
* Hij houdt één oog up de panne en d’ andere up de katte (hij let op alles)
* Hij heeft ogen en hij kijkt er niet deure
* ’t kittelt aan zijn oren (hij hoort dat graag)
* Zijn ore staat up wacht (hij luistert scherp toe)
* Hij is in zijn ore gebeten (hij is dronken)
* Hij ligt nog op één ore (hij ligt nog in bed)
* Hij heeft een luis in zijn ore (hij heeft een voorgevoel)
* Als ’t nen lacht is het Pasen achter zijn oren (hij lacht bijna nooit)
Article Tags:
aangezicht · bovenkamer · geboren · gouden lepel · hersens · hoofd · kammen · kat · keel · luis · modder · neus · ogen · oren · pacht · Pan · plooi · scheur · spreekwoorden · tandenArticle Categories:
Verweerde spreekwoorden

