Arnulf de Bevere komt in 940 naar Vlaanderen
In Vlaanderen kan hij zich thuis voelen. Vlaamse graaf Arnulf I van Vlaanderen en Arnulf de Bevere zijn immers neven aan moeders kant. De vader van Arnulf I, Boudewijn II, was immers de zoon van Alfred De Grote. Beide Arnulfs hebben dus allebei dezelfde illustere grootvader. Arnulf I van Vlaanderen kan natuurlijk de ervaring die zijn neef heeft met het bouwen van burchten en versterkingen en zijn militaire expertise heel goed gebruiken. Vooral in het oogmerk van zijn strijd tegen de agressieve hertog Willem van Normandië. Arnulf de Bevere wordt op geen tijd de belangrijkste vazal van de graaf van Vlaanderen. Bij afwezigheid van de graaf, dient de Bevere het bestuur van het graafschap op zich te nemen. In ruil voor zijn expertise krijgt hij domeinen en gronden ter beschikking.
De oppidum Dicasmuda wordt gebouwd in 958
Na de invallen van de Noormannen enkele decennia later, wordt de bossen van de Pagus Flandrensis, samen met de gronden van Dicasmutha, ongegeneerd overgenomen door de graven van Vlaanderen die zichzelf promoveren tot beschermheren en tot feitelijke abten van de belangrijkste abdijen van het land ten noorden van de heuvels van Picardië. De Noorse aanvallen in de pagus Iseretius zijn zo goed als afgelopen tegen dat het jaar 900 aanbreekt. Maar de Vlaamse (mede)graaf Boudewijn III beschouwt het in 958 nog steeds als broodnodig om in het gehucht Dicasmutha een beschermende burcht omringd door aarden wallen aan te brengen. We beleven de geboorte van de ‘Oppidum Dicasmuda’. De burcht wordt opgetrokken aan de samenloop van de Ijzer met de Krekelbeek, het verlengde van de Handzamevaart. Anno 2012 verwijst enkel de naam van de Kasteelstraat naar de door wallen omringde burcht die er meer dan 1000 jaar voordien gebouwd werd. Net zoals andere burchten in Vlaanderen, geeft het gebouw bescherming aan de vrije mensen die zich in gilden of ambachten aan het verenigen zijn.
Het gehucht groeit al snel uit tot een stadje. De burgers krijgen er de naam van poorters. De hele kustregio wordt ingepalmd door de schaapsteelt waar vooral de Friezen zich integreren met hun Friese lakens die ze naar heinde en verre exporteren. De havens van Nieuwpoort, Dixmude en Gravelines spelen hierbij een belangrijke rol. In hetzelfde jaar 958 krijgt Portum Dixmude trouwens van graaf Boudewijn een openbare markt met alle rechten vandien. In de ‘oude jaerboucken’ van Yper staat het zo omschreven: ‘Anno 958 heeft Boudewijn Juniar als vierden graef van Vlaenderen en gedeurende in het leven van sijnen vader Aernout, heeft hij de stad Iper doen vermeerderen en vercieren, aldaer instellende weekelijke markten en gebiede ook jaerlijksche feesten en zommige vrijheden. Om dat’ er niet veel geld was, ordonneerde te verkoopen bij wisselinge de een waere voor de andere, te weten voor een verken een schaep, fruyt voor kiekens, twee hennen voor eenen gans, twee gansen voor een verken, een schaep voor drie lammekens en drie kalveren voor een koe, het welke eertijds de costume was der Duytsche.
Men heeft gestelt deze nieuwe wethouders Raes van Dixmude, Raimond Kokelaers, etc.’. Het jonge Ieper dat aan het begin staat van zijn steile economische opmars stelt dus in 958 een zekere Raes van Dixmude aan als één van zijn wethouders. Het duidt er dus op dat Dixmude op dat moment al beschikt over een adellijke familie met macht en uitstraling die verder gaat zijn eigen muren.
Arnulf de Bevere wordt geboren in het jaar 905
In 964 wordt er voor het eerst gewag gemaakt van een burggraaf in Dixmude. Een baanderheer, een ridder die een aantal leenmannen onder zijn bevel houdt. De burggraaf heet Arnulf De Bevere. Vermoedelijk is hij sinds 940 of mogelijk iets later als burggraaf aangesteld. Het verhaal van Arnulf De Bevere is op zijn minst opzienbarend. Arnulf wordt in het jaar 905 geboren in Bevere bij het Engelse Worcester. Zijn voorouders regeren in Bevere Manor over het Angelsaksische Mercia, een koninkrijk dat zowat het hele zuidwesten van het hedendaagse Engeland behelst. Bij zijn geboorte is zijn moeder Aethelflaed trouwens koningin van Mercia. Aethelflaed is de dochter van Alfred de Grote, de grote heerser over Groot-Brittannië dat in die tijd omschreven wordt als ‘Bret Waldam’. Arnulf is dus de kleinzoon van de grote heerser Alfred de Grote en de achterkleinzoon van de Engelse koning Ethelwulf.
Arnulf wordt in 924 de burggraaf van Old Sarum
Zowel Alfred de Grote als zijn vader, krijgen decennia lang af te rekenen met de brutaliteit en het imperialisme van de Noren en de Denen die hun grondgebied met geweld teisteren. Alfred richt een aantal burchten op met het doel om rond die burchten stedelijke kernen te laten ontwikkelen. Zijn militaire superioriteit en de realisatie van beschermde centra zorgen ervoor dat Alfred en zijn nazaten de macht grijpen over heel Engeland en de Noormannen uiteindelijk kunnen bedwingen. Kleinzoon Arnulf zet de traditie van zijn grootvader verder. Tussen 919 en 924 wordt hij Lord van de Bevere Manor, een goed dat zijn familie sinds 870 bewoont maar dat feitelijk terug gaat tot het jaar 650.
Hij is de enige die zich de titel ‘de Bevere’ kan toe-eigenen. In 924 wordt Arnulf aangesteld als burggraaf van Old Sarum, een eeuwenoude vestingstad die hij verder laat uitbouwen tot een versterkte burcht en die later zal uitgroeien tot het Salisbury van vandaag. Zijn verblijf in Old Sarum komt ten einde in 939. Hoewel niet alles helemaal duidelijk is, lijdt het geen twijfel dat hij het slachtoffer wordt van een machtsgreep rond de Engelse troon waarbij dichte familieleden hem naar het tweede plan verwijzen. Er komt een nieuwe koning in Engeland. Arnulf de Bevere vertrouwt het zaakje niet langer en besluit naar Vlaanderen te emigreren. Zijn vertrek heeft belangrijke gevolgen voor Dixmude en voor Vlaanderen. Het verhaal gaat verder!
Arnulf de Bevere komt in 940 naar Vlaanderen
In Vlaanderen kan hij zich thuis voelen. Vlaamse graaf Arnulf I van Vlaanderen en Arnulf de Bevere zijn immers neven aan moeders kant. De vader van Arnulf I, Boudewijn II, was immers de zoon van Alfred De Grote. Beide Arnulfs hebben dus allebei dezelfde illustere grootvader. Arnulf I van Vlaanderen kan natuurlijk de ervaring die zijn neef heeft met het bouwen van burchten en versterkingen en zijn militaire expertise heel goed gebruiken. Vooral in het oogmerk van zijn strijd tegen de agressieve hertog Willem van Normandië. Arnulf de Bevere wordt op geen tijd de belangrijkste vazal van de graaf van Vlaanderen. Bij afwezigheid van de graaf, dient de Bevere het bestuur van het graafschap op zich te nemen. In ruil voor zijn expertise krijgt hij domeinen en gronden ter beschikking. Allemaal vrij kritiek te verdedigen plaatsen in het jonge graafschap.
De schenking van landerijen en gronden moet reusachtig geweest zijn. In het oosten aan de Schelde waar de Duitse keizer voortdurend dreigt om het Vlaamse territorium binnen te dringen, in het zuidwesten aan de Leie, stroomopwaarts van Gent, aan de poort tot het wisselvallige Frankrijk en uiteindelijk in het westen aan de monding van de Ijzer. Dixmude. Op al die plaatsen wordt de Angelsaksische neef van onze graaf aangesteld als leenheer en bestuurder. Tienduizenden vierkante kilometer worden zijn eigendom. Aalst, Rupelmonde, Zeeland,.. vallen zomaar in zijn handen.
De oorsprong van de plaatsnaam Beveren
Lord de Bevere laat onmiddellijk zijn sporen na. In 940 vestigt hij zich aan de Leie in de hofstede Beaulieu. In 964 is er al sprake van de heerlijkheid Beveren-Leie en van een hofstede Bevere Hof. Etymologen die de naam van Beveren-Leie linken aan het Keltische ‘Brebona’ (beverwater), slaan de bal duidelijk verkeerd. U kent ondertussen al mijn mening over de hedendaagse plaatsnaamkunde. In 965 staat de naam voor de eerste keer geboekstaafd als ‘Beverna super fluvium Legia’. De heer van Beveren maakt eveneens zijn opwachting aan de Schelde in het Waasland dat vrij kort daarna wordt omgedoopt tot Beveren-Waas.
Het oudste document waarin ‘het land van Beveren’ vermeld wordt, dateert van het jaar 965. De naam ‘Beverna’ verwijst niet naar de naam van een bever maar wel naar het huis van Bevere Manor. Het land van Arnulf de Bevere is trouwens veel groter dan het huidige Beveren. Het omvat naast Beveren ook Doel, Kallo, Kieldrecht en Verrebroek, samen met belangrijke gedeelten van Haasdonk, Melsele, Meerdonk, Vrasene en Zwijndrecht. De ‘Heer van Beveren’ krijgt trouwens zeggenschap over gronden in het centrum van Sint-Niklaas, Lokeren, Waasmunster en Belsele.
Arnulf wordt in 940 de burggraaf van Diksmuide
De graaf van Vlaanderen is niet vergeten dat de Noormannen hun troepen in 861 hebben aangemeerd in de ‘Portus Isere’. In Dixmude begon hun verwoestende raid. 200 Noordse schepen kregen via de Ijzer toegang tot het Vlaamse binnenland. Een herhaling van die desastreuze feiten moet onder elk beding vermeden worden! Arnulf wordt in 940 al onmiddellijk aangesteld als burggraaf van Dixmude. Niet toevallig wordt zijn zoon Diederik I in datzelfde jaar geboren in Dixmude aan de Ijzer. Tussen 940 en 960 kan hij zijn expertise in verband met het bouwen van burchten omzetten in praktijk. Het is dan ook vrijwel zeker dat de Dixmudse burcht die afgewerkt wordt in 958 het werk is van de nieuwe baanderheer. In feite is Dixmude in die dagen niet meer dan een militair bastion onder de directe bevoegdheid van de graaf.
De Angelsaksische roots van Dicasmutha
We keren nog eens terug naar het Angelsaksische Mercia. De nieuwe burggraaf van Dicasmutha is dus van Angelsaksische afkomst. Angel-Saksen zijn vernoemd naar de Saksen en de Angelen, allebei Germaanse stammen die zich na het vertrek van de Romeinen in 407 vooral in Engeland vestigden. De Saksen vestigen zich in het zuiden van Engeland, de Angelen in het midden en in het noorden van Engeland. De volgende eeuwen gaan de Saksen en de Angelen voortdurend in conflict met elkaar om de hegemonie te verkrijgen in Engeland. Het resulteert in de hegemonie van Mercia waar Ethelred de baas wordt van de verenigde Angelsaksen. De Angelsaksische wortels van Arnulf de Bevere laten zijn sporen na in de naamkeuze van zijn burcht aan de Ijzer. De naam ‘smutha’ is een typische Angelsaksische naam.
De Franken die Vlaanderen hadden overgenomen van de Romeinen, spraken met hun Hoogduitse taal over ‘Mund’ (bijvoorbeeld nu nog in Dortmund). De Angelsaksen (net als de Friezen) schrappen de ‘n’ en spreken over ‘Mûth’, wat zich manifesteert in het Engelse ‘Mouth’ zoals in ‘Portsmouth’ en ‘Plymouth’. Het is dus echt eens interessant om even uit te vissen welke de origines zijn van de naam van Portsmouth. De ‘Southwick Cartularies’ vermelden de plaats in de 9de eeuw als ‘Portesmuða’, poort van de haven. Een tekst in het oude Angelsaksisch toont de zo goed als perfecte ‘match’ aan tussen Portesmutha en Dicasmutha. Portesmuða en Dicasmuða: ‘Her cwom Port on Bretene his .ii. suna Bieda Mægla mid .ii. scipum on þære stowe þe is gecueden Portesmuþa ofslogon anne giongne brettiscmonnan, swiþe æþelne monnan’. Wat in het Engels betekent: ‘Here Port and his 2 sons Bieda and Mægla came to Britain with 2 ships to the place which is called Portsmouth and slew a young British man, a very noble man’.
In het oude Vlaanderen en in Friesland vinden we de woorden ‘muide’ en ‘muiden’. Zonder ‘n’! Waar de Franken ooit aan zet kwamen zien we de woorden ‘mond’ en ‘monde’. Met ‘n’! Ten zuiden van Haarlem zien we Lietemuthen evolueren tot ‘Leimuiden’. Yselmouten is Ijselmonde geworden. Bij ons is Dicasmutha later Dixmude geworden. Zonder ‘n’! De Salische Franken laten nochtans de steden Dendermonde, Rupelmonde achter. Aan de voet van de burcht in Dicasmutha ontstaat nu stilaan een nederzetting. Burcht en nederzetting kunnen best omschreven worden als een versterking met een neerhof. De nederzetting zal de komende eeuw uitgroeien tot een bevolkingskern die op basis van haar vele inwoners rechten zal krijgen om een eigen parochiekerk te bouwen. Het wordt stilaan tijd om zich af te scheiden van de moederkerk van Eessen. Op 31 oktober 1089 bevestigt de oorkonde van Robrecht II, markgraaf van Vlaanderen, de proost van het Brugse Sint-Donaaskapittel in hun bezittingen. Bij de goederen van de kanunniken bevindt zich de ‘de aecclesia de Hesna, cum capellis sibi attinentibus, Dicasmutha et Clarc’. Dixmude staat nu definitief op eigen benen.
Diederik van Diksmuide en het geslacht de Bevere
Terug naar de periode 940-960. De Bevere heeft als burggraaf van Dixmude inderdaad een beperkte taak. Hij is alleen militair commandant van de grafelijke burcht. De overige bestuurlijke taken die bij een burggraaf horen, moet hij niet voor zijn rekening nemen. Dat kan in feite alleen betekenen dat hij niet uit de regio komt en dat hij daardoor de vereiste aansluiting met de bevolking en adel uit de regio mist. Een stevige link met zijn achterban is zeker nodig om de bestuurlijke taken goed te kunnen vervullen. Normaliter worden burggraven daarom gekozen uit de regionale adel. Arnulfs nazaten krijgen die aansluiting wel door hun verblijf in de regio en vooral dank zij hun huwelijken met blauwbloedige Vlaamse vrouwen. Daardoor zullen ze later wel degelijk de overige, normale bestuurstaken toegewezen krijgen.
Als Arnulf in het jaar 965 sterft, wordt hij opgevolgd door zijn 25-jarige zoon Diederik I de Bevere. Het geslacht de Bevere krijgt in elk geval het nodige vertrouwen van de graven van Vlaanderen. Telkens wanneer de graaf op expeditie vertrekt naar het buitenland, delegeert hij de macht over Vlaanderen aan één van de Vlaamse edelen. Het is een hele eer die alleen de hoogste en dapperste edelmannen kunnen verwachten. Wanneer graaf Arnulf op missie vertrekt voor zijn oorlog tegen de Lombarden, stelt hij Diederik I van Dixmude aan als zijn plaatsvervanger. We spreken over het jaar 965. Diederik I wordt tijdens die periode in de val gelokt te Gent en belegerd door de troepen van de koningen van Frankrijk, Engeland en Schotland. De burggraaf bewijst dat hij van geen kleintje vervaard is en vecht zo hard terug dat de vijandelijke troepen zich genoodzaakt zien om zich terug te trekken. Het burggraafschap Dixmude beperkt zich in die beginjaren trouwens tot het gebied binnen de stadsomwalling.
In deze feodale tijd is Dixmude een leen net zoals veel andere lenen in het Westkwartier. De leenheren komen één keer per jaar samen onder voorzitterschap van de graaf om de financiën en de wetgeving in de respectieve leengebieden te bespreken. Deze vergadering wordt de ‘haulte Renenghe’ genoemd of de ‘chambre des renenghes’. De term renenghes is afkomstig van het woord ‘relanga’ wat staat voor ‘rekenschap geven i.v.m. de koninklijke rechten’. De leden van de kamer wordt ‘reneurs’ of ‘haute reveurs’ genoemd.
De abdij van Bourbourg heeft in de pak te brokken
Dixmude heeft nu zijn militaire bevelhebber en krijgt zijn rechten en plichten toegewezen van de Renenghe. Maar wie is eigenlijk de eigenaar van de wouden van West-Vlaanderen en van Dicasmutha? De discussie over de eigendomsrechten zal enkele honderden jaren voor de nodige controverse zorgen. In 1030, tijdens een conflict tussen de graaf en de abdij van Corbie, worden de eigendommen door graaf Boudewijn aangeslagen. In 1096 wordt de ruzie bijgelegd en worden beide partijen co-eigenaar van de bossen van West-Vlaanderen. Bij die overdracht wordt er een akkoord ondertekend tussen Erkembold van Eessen en graaf Robert II waarbij overdracht van gronden te Eessen en Dixmude aan de abdij van Corbie geregeld wordt. De naam van Rudolf van Eessen verschijnt trouwens eveneens in 1112 bij de overdracht van gronden ten gunste van de abdij van Bourbourg.
Die abdij heeft trouwens nogal wat in de pap te brokken te Dixmude. Het begint op 14 oktober 1104 als Robrecht II een schenking van tienden door Hodierne, de zoon van Isaak van Bailleul, aan de abdij van Bourbourg aanvult met tienden die betrekking hebben op Dixmude. In 1115 schenkt graaf Boudewijn ook al gronden bij de Ijzer, en in Slijpe, aan Bourbourg. Dixmude geraakt in het eerste deel van de 12de eeuw stilaan bekend als een belangrijk commercieel centrum. Dat blijkt onder andere in de keure die de inwoners van Sint-Omaars krijgen van hun graaf Willem van Normandië. Ze krijgen in 1127 immers een volledige vrijstelling voor wat betreft het betalen van rechten en belastingen in de haven van Dixmude. De belangrijkheid van Dixmude blijkt ook bij de stichting van de nieuwe stad Nieuwpoort in 1160. Het ‘nieuwe’ Nieuwpoort wordt heropgebouwd op de heuvel Sandeshoved waar Lombardsijde in 1115 eerder vernield werd.
De wijding van de kerk in het schrikkeljaar 1144
Op het moment van de aanleg van Nieuwpoort schenkt graaf Filips van den Elzas de Nieuwpoortenaars identieke voorrechten en vrijheden zoals die van de inwoners van Dixmude. Ondanks het ontbreken van de originele keure is de tekst op de Nieuwpoortse keure een afdoend bewijs van de voorrechten waarover de Dixmudelingen blijkbaar al eerder over beschikken. Op 22 augustus van het schrikkeljaar 1144 wordt de nieuw opgetrokken kerk van Dixmude eindelijk gewijd. Door Milo, de bisschop van de Morinen. In het oorspronkelijke kerkboek staat te lezen dat ze onder andere opgedragen wordt aan de apostel Thomas en aan de martelaars Vincent en Lambert.
In 1164 vinden we een schenking terug van Dixmudse gronden (gronden die zich situeren in de plaats ‘Ha’) door een zekere Bernard van Sumeringhem. Opnieuw is de begunstigde de abdij van Bourbourg. Die laatste akte wordt trouwens ondertekend met goedkeuring van Filip van den Elzas, die aanwezig is als de deal wordt afgesloten. De exploitatie van het reusachtige bos tussen Ieper en Dixmude en de ontginning ervan in de 11de en 12de eeuw is onderworpen aan een speciale regeling tussen de abdij van Corbie en de graaf. Uit deze regeling blijkt dat de graaf en de abdij de opbrengst van het onontgonnen gebied in onverdeeldheid houden.
Ze blijven gezamenlijk eigenaar. Ze komen overeen om de ontgonnen delen van het bos, de ’terra vacuae’, jaarlijks te inventariseren en als mede-eigenaars in gelijke delen onder elkaar te verdelen. De door de abdij geregelde ontginning van de bossen, zorgt er deels voor dat omwonenden clandestien hun stukje van de taart willen meepikken en de wouden voor eigen profijt gaan ontginnen. Het hout speelt uiteraard een belangrijke rol voor de bouw van woningen en voor de verwarming ervan. Het is een jarenlange en onomkeerbare roofbouw die stelselmatig knabbelt aan de buitenkant van die immense wouden.
De Blankaert uitgegraven in de Terra Vacuae
Zo ontstaan er in de onmiddellijke nabijheid van Dicasmutha inderdaad van die ’terrae vacuae’, kale heidegebieden, waar nu ook massaal turf kan worden gewonnen. Woemen en Klerken vinden hun ontstaan in deze terrae vacuae. De moerasgebieden van de Blankaart zijn de restanten van de turfwinning in de gekapte Westhoekbossen. Het geslacht de Bevere blijft de macht uitoefenen in Dixmude. Na Diederik I komt Diederik II van Beveren. Gevolgd door Diederik III die eveneens bekend wordt als Halewijn I van Leiden. De 60-jarige Diederik III en zijn echtgenote Beatrix, de dochter van de heer van Gent, laten bij zijn overlijden in 1070 één zoon na.
Weer een Diederik, het zal in die dagen wel Thierry geweest zijn. Deze keer is nummer vier aan de beurt. Diederik IV. In 1096 zien we dat Diederik IV van Beveren en van Dixmude mee trekt op kruistocht naar het Heilig Land. Samen met graaf van Vlaanderen Robrecht II (van Jeruzalem). Diederik IV krijgt op zijn beurt twee zonen, Diederik V en Willem, en een dochter. Diederik V wordt in 1126 de nieuwe heer van Dixmude. Hij trouwt met Margaretha, de dochter van Wouter van Zottegem. Willem bouwt zijn carrière op als officier in Jeruzalem waar hij de titel krijgt van ‘prins van Galilea’. Hij zal in 1181 door de Turken vermoord worden. Zijn zoon Elian van Dixmude volgt hem op in al zijn functies. De dochter van Elian zal later in het huwelijk treden met Gauthier van Saint-Omer.
Diederik van Diksmuide en graaf Karel de Goede
Diederik V, sinds kort de nieuwe burggraaf van Dixmude, krijgt in 1127 te maken met de moord op zijn graaf. Karel de Goede wordt op 2 maart, na een samenzwering, in Brugge vermoord. Daders zijn de families Erembald en Vander Straeten die de huurmoord laten uitvoeren onder de leiding van de machtige proost Bertulf Erembald. Hebzucht en de strijd om de macht zijn de drijfveren. Intriges alom. Karel de Goede wordt in Brugge vermoord in de St Donaaskerk, nadat hij tijdens een hongersnood de graanzolders van kooplieden heeft laten openbreken om de hongerige Vlamingen aan eten te helpen. De graaf laat geen kinderen na en bezit alleen verre Deense bloedverwanten. Wie moet hem nu van rechtswege opvolgen? Het Vlaamse land dreigt zich abrupt in een anarchie te storten.
Er wordt aanvankelijk wat getreuzeld maar uiteindelijk komen de allerhoogste edellieden van het graafschap bijeen. Het wordt onmiddellijk duidelijk dat de Vlaamse edelen onderling diep verdeeld zijn. De Bruggelingen koesteren een diepe haat tegen de heren Vander Straeten en het geslacht Erembald dat zich vanuit het lijfeigenschap heeft weten op te werken tot ‘incontournable’ in Vlaanderen. Althans tot op het moment van de moord op de graaf. De proost Bertulf vormt met al zijn neven in Vlaanderen zowat de grootste macht na de graaf. De macht van het steenrijke geslacht van Erembald is buitengewoon groot. Ze bezitten de burggraafschappen in Sint-Winoksbergen, St.-Omaars en Brugge en daarbij nog een eersterangs heerlijkheid in Vladslo. Het hele gebied ten noordwesten van Brugge staat onder hun invloed en controle. Allen hebben ze hun wortels en hun achterban in de kuststreek. Vooral hun thuisstad Veurne en Veurne-Ambacht onderhoudt nog steeds nauwe betrekkingen met de Erembalds. Ook Ingelram van Eessen behoort tot de Erembald-clan.
Diederik en de mensen van het woud in Houthulst
Karel de Goede was voor zijn dood niet de enige vijand van de Erembalds. De heer van Dixmude, Diederik V, en de mensen van het woud, het woud van Houthulst, koesteren een diepe wrok tegen de Erembalds en leven in grote vijandschap met die van Veurne-Ambacht. Waarom die vijandschap tussen Veurne en Dixmude? Wie zal het zeggen? Maar dat Diederik V van Dixmude door heel het verhaal heen de meest standvastige vijand is van de Erembalds, lijkt duidelijk. Diederik vindt in Rijkaard van Woemen, de man van het woud van Houthulst, een loyale en trouwe bondgenoot. Gaat het hier om een oeroude afkeer tussen de lieden van de zeekant en de mensen van het woud? Die hevige vijandschap zal de Erembalds uiteindelijk zuur opbreken. Kort na de moord op graaf Karel breekt de tijd van vergelding aan. Diederik V van Dixmude en Robrecht van Woemen vertrekken met een groot aantal edelen naar Brugge om er af te rekenen met de clan Vander Straeten. Zij zijn verantwoordelijk voor de laffe aanslag.
Bij de moord is eveneens hun welbekende buur en verwant Ingelram van Eessen betrokken. De moordenaars en hun aanhangers worden binnen de kortste tijd belegerd aan de St.-Donaaskerk en aan de burg van Brugge. De klopjacht op de moordenaars wordt ingezet. De heren van de respectieve heerlijkheden vangen de strijd aan met hun vazallen en alle beschikbare weerbare mannen. De kronieken geven het duidelijk aan: ‘de elfde maart, vrijdag, kwam Daneel, een van de pairs van het rijk en iemand die voorheen, voordat de verraderlijke aanslag op de graaf plaatsvond, nauwe vriendschapsbanden onderhield met de proost (Bertulf Erembald) en zijn neven, haastig toegesneld naar het beleg, in gezelschap van Rijkaard van Woemen, Diederik, burggraaf van Dixmude en Walter, bottelier van de graaf. Elk van die leiders was met zijn voltallige krijgmacht komen opdagen om de moord op de graaf, zijn heer, te wreken.’
Diksmuide en de moord op Karel de Goede
De wraak van Diederik en zijn metgezellen is verschrikkelijk. De burcht waar de samenzweerders zich verschuilen, wordt in brand gestoken. Onder hen bevindt zich Ingelram van Eessen. Proost Bertulf, leider van de samenzweerders, vlucht naar Keiem. Naar de hoeve van zijn kompaan Bosschaert. Van daar trekt hij, opgejaagd als een wild everzwijn, naar Veurne en Waasten. In Ieper wordt hij ten slotte gegrepen en opgehangen. Diederik vindt bij het bestormen van de burcht in Brugge nog een samenzweerder. Gijsbrecht. De man besterft het letterlijk en figuurlijk van de schrik. Van Beveren bindt de sukkelaar vast aan de staart van zijn paard en sleurt zijn lichaam in een slijkput.
Ingelram van Eessen vlucht naar het Duitse Mannheim, waar hij gevat en gevonnist wordt. De strijd voor de opvolging van Karel de Goede moet nu alleen nog maar beslecht worden! En dat is geen eenvoudige oefening. De Franse koning, opperleenheer van Vlaanderen, moeit zich met deze staatszaak in zijn leengebied. Hij stelt Willem Clito, die van Normandië, aan als nieuwe graaf. De steden hebben elk zo hun eigen mening over de keuze van de aan te stellen graaf. Ze voeren onderling een felle actie ten gunste van hun kandidaat. Burggraaf Diederik V van Dixmude en zijn verwanten erkennen Willem Clito, maar de stad St.-Omaars ziet Arnold, een neef van de vermoorde Karel de Goede, meer zitten. Dat terwijl Atrecht Boudewijn van Henegouwen als graaf kiest. De Gentenaars verkiezen Diederik van den Elzas. De Bruggelingen willen op een bepaald moment zelfs de graaf van Holland op de troon plaatsen.
Ieper blijft de hele tijd trouw aan Willem van Loo, een bastaard uit het Vlaamse huis. Ook Rijsel, Aardenburg, Aire en Oudenaarde hebben zich krachtdadig voor de ene of de andere kandidaat uitgesproken.
Dit fragment maakt deel uit van deel 2 van ‘De Kronieken van de Westhoek’ –


